column

We hebben nog twintig tot dertig jaar om te voorkomen dat de aarde verder opwarmt. Columnist Vanessa Evers heeft er weinig vertrouwen in.

Mijn klasgenootjes op de Maria Regina-school en ik moesten tekenen hoe de wereld er in de toekomst uit zou zien. Het was 1986. Mijn tekening was somber: een soort verwoest, kaal landschap waar een buitenproportioneel grote robot strompelde. Ik wist immers: de toekomst is zonder mij.

Was het niet vandaag, dan zou morgen wel een of andere idioot in de Verenigde Staten of Rusland op de rode knop drukken en een kernoorlog beginnen. Eerst zou de één al zijn raketten afvuren, meteen gevolgd door de ander en de volledige verwoesting van de aarde of in ieder geval van de mensheid was een feit. 

Met de klas hadden we een schuilbunker bezocht. Volwassen mensen vertelden dat het hele dorp hier zou kunnen schuilen tot het ergste voorbij was. Maar schuilen voor kernbommen voelde net zo onlogisch als de verhalen van mijnheer pastoor op vrijdagmiddag.

We wisten dat een kernbom, op bijvoorbeeld het nabije Woensdrecht waar een raketinstallatie stond, de hele provincie in as zou leggen. Vervolgens zou de straling alle planten en dieren doden en de grond voor jaren onvruchtbaar en kankerverwekkend maken.

Ik probeerde mij voor te stellen hoe wij met achthonderd man, wat koeien en schapen in de bunker die niet groter was dan de benedenverdieping van het bescheiden huis van mijn ouders, zes maanden zouden overleven en kwam tot de conclusie dat onze dagen waren geteld. Wij zouden niet oud worden, mijn klasgenoten en ik, dat stond net zo vast als het kruisbeeld boven het bureau van meester Franken.

Nog twintig jaar om te zorgen dat de aarde niet verder opwarmt

Anno 2021 hebben we de Koude Oorlog, zure regen en het verdwijnen van de ozonlaag overleefd. Robots zijn zelfs mijn beroep geworden. Sindsdien is er internet, en hebben we zonnepanelen en windturbines, zuinige koelkasten en elektrische auto’s.

Toch laten de tekeningen van mijn eigen zoon en dochter dezelfde sombere toekomst zien. Ze, ik, maar vooral wij, hebben een kans door onze handen laten glippen.

Volgens het laatste rapport van het IPCC hebben we nu nog ongeveer een periode van twintig tot dertig jaar om te zorgen dat de aarde niet verder opwarmt en er een ommekeer komt. Het zal lang duren voor de veranderingen inzetten en de positieve resultaten zullen wij of onze kinderen waarschijnlijk niet meemaken.

Maar als we nu, vandaag, op drastische wijze met zijn allen een andere manier van leven aannemen, is er een kans. Vorig jaar zijn we op mijn instituut in Singapore een nieuw onderzoeksprogramma op het thema duurzaamheid begonnen: 20 Years From 2020.

Kortom, onze academici uit alle disciplines en partners hebben samen twintig jaar om het op te lossen en anders gaat het licht uit voor de mensheid. Dus hoe gaan we dat doen? 

Alles moet anders. Vliegtuigen mogen niet meer op kerosine vliegen, smartphones zijn niet meer gemakt van kostbare materialen die uit mijnen komen, en we stoppen met fossiele brandstoffen en de intensieve vleesindustrie. Niet ooit, maar nu.

We zullen als de wiedeweerga wetenschappelijke ontdekkingen en technologische uitvindingen moeten doen en implementeren in de samenleving. Hoe gaan wij die verandering eisen van onze overheden, van bedrijven? Hoe gaan we onszelf overtuigen te leven met minder inkomsten, gemak en luxe?

Wanneer onze demissionair premier spreekt over Nederlandse klimaatdoelen, hoor ik weer de man die ons rondleidde in de atoombunker in 1986. Niet helemaal geloofwaardig dat we het gaan overleven.


Auteur Vanessa Evers is directeur van het Institute of Science and Technology for Humanity in Singapore. 
Foto boven: Depositphotos

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.