De natuureilanden Marker Wadden zijn op de Waterbouwdag 2021 bekroond met de prof.dr.ir. J.F. Agemaprijs. Die wordt eens in de vijf jaar uitgereikt aan het beste en meest innovatieve waterbouwproject van de afgelopen jaren.

De door Boskalis opgespoten Marker Wadden gelden als Europa’s grootste natuurherstelproject. Ze moeten uiteindelijk een oppervlakte van tienduizend hectare beslaan, deels boven en deels onder water. 

Natuurmonumenten nam in 2016 het initiatief voor de aanleg van aanvankelijk vijf eilanden van zand, slib en klei. Behalve Boskalis waren bij ontwerp en uitvoering ook de ingenieursbureaus Witteveen+Bos en Arcadis betrokken, evenals Rijkswaterstaat en Vista Landschapsarchitecten.


Kunstmatige archipel

In 2020 werd besloten om nog twee eilanden aan de kunstmatige archipel toe te voegen. Inmiddels is er een rijk natuurgebied met grote biodiversiteit ontstaan, dat ook ruimte biedt aan recreanten. 

Aanleiding voor het enorme project was de slechte ecologische kwaliteit van het Markermeer. Door de aanleg van dammen en dijken en door ontginningen had het meer nauwelijks nog natuurlijke oevers en was de bodem bedekt met een dikke laag slib, met negatieve gevolgen voor de vis- en vogelstand.

 

Bijzonder moment

Volgens de jury markeert de aanleg van de Marker Wadden een bijzonder moment voor de Nederlandse waterbouwkunde. Het project richt zich sterk op ecologische ontwikkeling en herstel van biodiversiteit, en levert een positieve bijdrage aan een veel groter gebied – het Markermeer, stet de jury.

'Een uniek landschap is gerealiseerd en nieuwe kennis is opgedaan in het bouwen met slib. Het project is tot stand gekomen in een onderscheidende samenwerkings- en financieringsvorm tussen een NGO (Natuurmonumenten), Rijkswaterstaat en de bouwers', aldus het juryrapport. 'Zij zetten de waterbouwkundige kennis in Nederland in voor het bereiken van natuurdoelstellingen.'

 

Agemaprijs
De prof.dr.ir. J.F. Agemaprijs is genoemd naar waterbouwer Jan Agema (1919-2011), een van de ontwerpers van onder meer de Oosterschelderkering. De onderscheiding bestaat uit een 3D-gefreesde buste van Agema, gemaakt in nauwe samenwerking met de nabestaanden van Agema. Vanwege de aard van het winnende project is de buste gemaakt van zandsteen en de sokkel van circulair geperst slib. Eerdere winnaars van de prestigieuze prijs waren onder meer de Tweede Maasvlakte (2015) en de Balgstuw bij Ramspol (2005).

 

Tijdreis door waterbouwland

De 25ste editie van de jaarlijkse Waterbouwdag, die plaatsvond in het Utrechtse Beatrixtheater, bood de aanwezigen een tijdreis door waterbouwland. Vragen die indertijd op de allereerste editie centraal stonden (Hoe gaan we om met onze rivieren? Hoe betrekken we andere disciplines bij het ontwerpen en plannen? Hoe goed voorspellen de modellen de actuele gebeurtenissen?), zijn nog steeds even relevant, zei gastheer Bas Jonkman, hoogleraar Waterbouw aan de TU Delft.


Nieuwe uitdagingen

Tegelijk zijn er nieuwe uitdagingen bijgekomen, zoals verduurzaming, het stikstofprobleem en het feit dat veel waterbouwwerken het einde van hun houdbaarheid naderen.

Klimaatverandering stelt de sector ook voor enorme opgaven. ‘Voor de langere termijn moeten we nu al goed kijken naar de verwachte zeespiegelstijging’, zei Jonkman. ‘Het huidige dijkstelsel kan een forse verhoging aan, maar de waterkeringen worden een knelpunt’.


Tweehonderd jaar metingen

Emeritus-hoogleraar Kees d’Angremond merkte op dat er de afgelopen 25 jaar veel ten goede veranderd is: de veiligheid is beter, we hebben leren bouwen met de natuur en de opkomst van datatechnologie heeft een enorme meerwaarde.

Maar door de klimaatverandering is een van de belangrijkste kennisbronnen onder druk komen te staan: de inmiddels tweehonderd jaar lange reeks aan metingen. ‘We moeten terug naar de modellen en onderzoeken of die data kunnen worden gekalibreerd en opnieuw gevalideerd’, stelde de oud-hoogleraar. Doen we dat niet, dan zou het wel eens gedaan kunnen zijn met de Nederlandse kennisvoorsprong op watergebied. 

 

Overstromingen Zuid-Limburg

Veel aandacht was er voor de overstromingen van deze zomer in Zuid-Limburg. Harold van Waveren, specialist waterveiligheid bij Rijkswaterstaat, wees erop dat de primaire keringen in de Maas het goed hebben gehouden, al scheelde het hier en daar niet veel.

De grootste problemen deden zich juist voor bij de secundaire waterlopen, zoals de Geul en de Roer. De waterbouwers mogen er trots op zijn dat ook daar geen slachtoffers zijn gevallen, anders dan in onze buurlanden, stelde Van Waveren.  


Laagste punt van Europa

Om herhaling van de watersnood in Limburg te voorkomen, moeten we voortaan beter naar het gehele landschap kijken, zei strategisch adviseur Bas Hessing van Waterschap Limburg, en de problematiek bovendien internationaal aanpakken. Met name het Geuldal loopt als een slang door het Limburgse landschap en pikt van alle kanten water op.

‘Wij zijn gewend om Zuid-Limburg te beschouwen als het hoogste punt van Nederland’, zei Hessing. ‘Maar vanuit internationaal perspectief zijn we het laagste punt van Europa.’


Waterbouwprijs

Op de Waterbouwdag, een initiatief van ingenieursvereniging KIVI, Rijkswaterstaat en de Vereniging van Waterbouwers, werden traditiegetrouw ook de Waterbouwprijzen uitgereikt voor de beste afstudeerscripties op waterbouwkundig gebied.

De beste HBO-scriptie was van Nino Kruithof en Stanley Noorlander van Hogeschool Rotterdam. Zij verrichtten een haalbaarheidsstudie naar de technische functionaliteit en haalbaarheid van een nieuw type filter om te voorkomen dat water onder een dijk doorloopt.

Als beste academische scriptie werd die van Luuk Barendse van de Universiteit Twente gekozen, voor het modelleren van krachten waaraan dijkbekleding blootstaat.
 



Foto: Straystone/Peter Leenen

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.