column

Waarom is er wel een minister van Landbouw, maar niet van Technologie, vraagt columnist Marcel Möring zich af, terwijl die laatste sector veel belangrijker is voor onze economie.


De dagen zijn gevuld met het geluid van stenen die in de laadbak van een truck worden gegooid en het regel­matige tik-tik van stratenmakers die oude waaltjes op maat hakken. De straat naast ons huis wordt opnieuw gelegd, vooral voor de vrijwillige brandweer, onze achter­buur. De zware bluswagen heeft een stevige ondergrond nodig en er moet parkeerruimte worden gemaakt voor aanstormende brandweerlieden. Het deel voor de kazerne bestaat straks uit lelijke roodgeverfde betonnen stenen, de rest uit oude klinkers die opnieuw worden gelegd.

Elke keer als ik in de keuken koffie haal, kijk ik naar buiten, waar de stratenmakers op hun knieën het patroon van de weg weven. Ik heb ooit gelezen dat stratenmakers elkaars werk kunnen herkennen. Een persoonlijke signatuur, zeg maar. Ik weet niet of dat zo was, laat staan of dat nog steeds zo is. Maar het lijkt mij logisch dat iemand die een hele straat aanlegt zijn handtekening achterlaat. Een straat maken... dat is alsof je een schilder bent die een wereld tevoorschijn brengt op een leeg canvas.

Er zijn tegenwoordig machines die klinkers leggen, maar het straatje naast ons huis is van het ouderwetse soort, bollend in het midden, aan weerszijden een ondiep gootje (in een ander kleur steen), dan weer iets omhoog voor het voetpad, allemaal uit oude waalklinkertjes geweven. Dat kan alleen met de hand.

‘Ik begrijp het al’, zegt mijn vriend Harry, als ik de lof zing van het stratenmaken. ‘Je hebt een aanval van ambachts­romantiek.’

Helemaal niet. Integendeel.

‘Jij zou het geen dag volhouden als stratenschilder.’

Daar twijfel ik niet aan. Ik ben ooit voor militaire dienst afgekeurd vanwege mijn rug en bovendien heb ik er met mijn lengte, 1,95 meter, niet de juiste fysiek voor.

‘Ik ben fysiek eigenlijk overal ongeschikt voor’, zeg ik. ‘Te lang, te doof, te bijziend…’

‘Dan kun je alleen nog maar schrijver worden’, zegt Harry.

‘Bij de brandweer’, mijmer ik. ‘Dat had me ook wel iets geleken.’

Ik volg al een flinke tijd het YouTubekanaal van de Lunterense vrijwillige brandweer.

‘Een dove brandweerman lijkt me de verkeerde soort inclusiviteit’, zegt Harry. ‘Had jij trouwens geen last van claustrofobie?’

Ik begin al te hyperventileren als ik de keukenla open.

‘Er is te weinig aandacht en respect voor het ambacht’, zeg ik. ‘Weet jij wanneer we voor het laatst een minister voor technologie hadden? Nooit.’

We hebben wel een minister van Landbouw, terwijl die bedrijfstak maar goed is voor 1,4 procent van de Nederlandse economie. De technologiesector draagt 4,8 procent bij. Wie niet op zijn achterhoofd is gevallen weet dat de agrarische sector de komende jaren eerder zal krimpen dan groeien en de technologiesector waarschijnlijk alleen maar groter en belangrijker wordt. En toch: wel een minister van ‘Klimaat en Groene Groei’ en een van ‘Asiel en Migratie’, deelonderwerpen die toekunnen met een staatssecretaris, maar geen minister van Techniek en Technologie.

‘De werkelijkheid zit de politiek nooit in de weg’, zegt ­Harry. ‘Maar wat heeft dit allemaal met het ambacht te maken?’

Omdat het daar begint. Mijn vrouw geeft les aan kinderen die vroeger naar een ambachtsschool zouden gaan, maar nu in een klasje zitten waar hun handvaardigheden nauwelijks kans krijgen om zich te ontwikkelen en hun intellectuele beperkingen daarentegen elke dag opnieuw worden bevestigd.

‘In Duitsland heb je nog altijd een Meister und Geselle-­systeem’, zeg ik. ‘Je komt op vroege leeftijd in dienst bij iemand die het vak, letterlijk, meester is en die leidt jou dan op. Wat is daar mis mee?’

‘Niets’, zegt Harry. ‘Maar wie wil er in dit land nog als leerling onder een meester dienen?’

Dat is waar. Mijn vrouw legt ouders al jaren uit dat hun kinderen niet alleen beter tot hun recht komen in de techniek, maar daar ook beter gaan verdienen. Het heeft allemaal weinig zin. Op de een of andere manier wil niemand dat zijn kind stratenmaker wordt of installatiemonteur. De kantoorbaan is het zenith van de opwaartse sociale mobiliteit.

‘Dan zijn wij nog goed terechtgekomen’, zegt Harry.

Zo dacht mijn vader er niet over. Na mijn eerste literaire prijs nam hij mij apart en zei hoofdschuddend dat ik veel beter onderhandelaar had kunnen worden. Ik ben een succesvolle mislukking.


Tekst: Marcel Möring. Dit najaar verschijnt zijn nieuwe roman Mordechai, het verhaal van een schrijver met een onstilbare honger naar vrijheid.
Foto: Harry Cock

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.