Nederland te droog. Wat doen we eraan?
De zomers in ons land worden steeds droger en heter. Dat levert tal van problemen op. Het goede nieuws: we kunnen de regen die wél valt, veel beter vasthouden.
En de zon bleef maar schijnen. Terwijl Nederland half maart in een intelligente lockdown ging, beleefden we de stralendste lente sinds mensenheugenis. Week na week zonnige dagen, die pas in mei werden onderbroken door een paar regenbuien die geen naam mochten hebben.
Het prachtige weer heeft het massale thuisblijven misschien wat draaglijker gemaakt, maar al die zonneschijn heeft ook een keerzijde. De ondergrond is veel te droog; we kampen met een zogeheten neerslagtekort. De droogste zomer ooit was die van 1976, direct gevolgd door die van 2018, die nog vers in het geheugen ligt.
Rivieren laag
Toen verpieterden gewassen op de akkers, gingen bruggen niet meer open en stonden de rivieren extreem laag. Het scheepvaartverkeer op de binnenwateren had er last van. Binnenvaartschepen moesten deels leeg blijven of konden in sommige gevallen zelfs helemaal niet meer varen.
Dit jaar stevenden we lang af op een nieuw droogterecord, zoals te zien is in de grafiek hieronder. Na stevige regenval in juni zit de grafiek nu rond recordjaar 1976. Er lijkt sprake te zijn van een trend: de meeste neerslag valt in de herfst en in de winter. In het voorjaar en de zomer valt er veel minder, soms weken aan een stuk geen druppel.
Dat levert niet alleen problemen op voor boeren en binnenvaartschippers, maar ook natuurgebieden hebben eronder te lijden. Beken en vennen vallen droog, met voorspelbare gevolgen voor planten- en diersoorten. Door de lage waterstand in rivieren dringt bovendien zout zeewater het land binnen – vooral in de zuidwestelijke delta. Dat treft boeren en natuurgebieden, maar ook de drinkwaterwinning.
Smallere vaargeul
Tijdelijke oplossingen voor de droogte zijn er wel. Stuwen in stromen en slootjes zoveel mogelijk dichtzetten, zodat water wordt vastgehouden. Verbieden om water op te pompen en uit oppervlaktewater te halen. Pompen en gemalen aan het werk zetten om zoet water te verplaatsen van regio’s met een overschot naar gebieden met nijpende tekorten. Beperkingen voor de binnenscheepvaart; een smallere vaargeul en schepen minder zwaar beladen.
Maar dit zijn stuk voor stuk kortetermijnoplossingen, doekjes voor het bloeden. Wat kunnen we structureel doen om de watervoorziening te garanderen nu we jaarlijks met droogte kampen?
Beter vasthouden
Het effectiefst is waarschijnlijk: het water dát met regenbuien naar beneden komt, beter vasthouden. Want dat gebeurt nu niet goed. We hebben er in ons land juist alles op ingericht om regenwater in winter en herfst zo snel mogelijk af te voeren. Boeren hebben hierdoor geen last van overstromingen op hun land en kunnen eerder in het voorjaar beginnen met het verbouwen van gewassen.
Dit beleid had als doel om de landbouwgebieden in ons land zo intensief mogelijk te gebruiken en stamt uit de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. ‘Het idee was dat we nooit meer honger wilden in ons land. We wilden dus zelfvoorzienend worden in de voedselvoorziening’, vertelt aquatisch ecoloog Piet Verdonschot, hoogleraar aan de Wageningen Universiteit.
Veerkrachtig
Sinds een jaar of twintig worden de gevolgen van de opwarming van de aarde ook in ons land merkbaar. In hete zomers hebben sommige gebieden in ons land, met name de hogere zandgronden in Oost-Nederland en Noord-Brabant, een tekort aan water. ‘We zien inderdaad perioden van extreme droogte, maar ook incidenteel een teveel aan regenwater. Daarom pleit ik, en pleiten vele collega’s met mij, voor het opknappen van ons systeem van waterhuishouding. We hebben een robuust systeem nodig; robuust tegen droogte én krachtig genoeg om overstromingen op te vangen’, aldus Verdonschot.
Hij krijgt bijval van deltacommissaris Peter Glas, die in Nederland verantwoordelijk is voor de bescherming van ons land tegen hoogwater en voor de beschikbaarheid van voldoende zoet water, ook in droge periodes: ‘Het is o zo belangrijk dat er stevige ecologische verbindingen tot stand komen, dat rivieren en waterlopen weer meanderen en dat we talrijke andere maatregelen nemen voor meer waterberging en biodiversiteit’, zei hij in 2018 tegen het Brabants Dagblad, bij zijn afscheid als watergraaf. ‘Zo wordt de natuur weer veerkrachtig en is klimaatverandering beter op te vangen.’
Landschap een spons
Vroeger was het Nederlandse landschap een echte spons. Regenwater dat naar beneden kwam, stroomde niet met grote snelheid naar zee, maar trok in de bodem, waar het lang bleef zitten. Die situatie moeten we in ere herstellen, meent Verdonschot, op de plekken waar dat kan.
Bijvoorbeeld door gekanaliseerde beken, die in het verleden kaarsrecht zijn gemaakt, weer hun natuurlijke loop te laten nemen. Zo ontstaat weer een ouderwets, breed beekdal, met centraal een smalle en ondiepe beek, en het omliggende dal als waterbergingsgebied. Bomen en bosjes aan de rand van de beek houden water langer vast en zorgen voor schaduw, zodat het water minder snel opwarmt en de waterkwaliteit toeneemt.
Beek mag niet droogvallen
Verdonschot haalt er het voorbeeld bij van de Geeserstroom (zie foto hierboven), een beek bij Coevorden. ‘In de winter kan water, als er veel neerslag valt, zich verspreiden over een breedte van wel 250 meter. In de zomer is die beek maar een paar meter breed. Wat je in ieder geval niet wilt, is dat de beek droogvalt, want dan gaan de planten en dieren eraan.’ Tegelijk met de verbreding van de beek, is het grondwaterniveau aangevuld door de sloten in de omringende bossen en het dal te dempen, vertelt Verdonschot. ‘Dat is goed voor de gewassen, in dit geval mais, op de akkers hoger naast de beek.’
MEER LEZEN OVER DE OPLOSSINGEN VOOR DE DROGE ONDERGROND?
Het volledige verhaal over de droogte in ons land vind je in het julinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.
Openingsfoto Een boer besproeit zijn land. Foto Jos van Alphen