column

Vandaag, 23 juni, is International Women in Engineering Day. Hoogleraar computerwetenschappen Vanessa Evers (UTwente) vraagt zich af waarom zo weinig vrouwen een leidinggevende functie bekleden. 

 

Mijn vriend, die mij toch beter kent dan ieder ander, zegt wel eens dat ik te veel focus op vermeende genderverschillen. Als een soort complotdenker zoek ik volgens hem achter elke tegenslag naar een verklaring die er vooral mee te maken heeft dat ik een vrouw ben. Nou, dat liet ik me als feminist niet vertellen, maar misschien zat er wel wat in. Vol overtuiging en goede moed prentte ik mezelf dus in dat het nu 2024 is, dat ik écht serieus word genomen en word gewaardeerd – zie de afgelopen jaren in Singapore – en dat dergelijke vooroordelen mij als senior leider in de academische wereld niet meer kunnen deren.

Natuurlijk was het moeilijk als jonge vrouw in de technische mannenwereld rond de eeuwwisseling, maar inmiddels ben ik een halve eeuw oud, zijn er zoveel rolmodellen en is er wellicht nog geen gelijkheid in de top, maar toch zeker wel een trend van een veel grotere vertegenwoordiging van vrouwen. Het is een kwestie van enkele jaren en dan is ook dat zeker gelijkgetrokken, zei ik streng tegen mezelf.

ik vind nog steeds dat vrouwen ten onrechte de schuld in de schoenen geschoven krijgen

De data evenwel spreken mij tegen. De ­Female Board Index geeft aan dat het percentage vrouwelijke bestuurders op 15 is gestokt en ook het aandeel vrouwelijke commissarissen (39 procent in 2023; slechts 6 procent boven de wettelijk verplichte 33 procent) groeit nauwelijks meer. 

Het Sociaal Cultureel Planbureau stelt dat er in Nederland minder vrouwen in topfuncties zijn dan mannen (‘onder andere’) omdat veel vrouwen in deeltijd werken. Dat klinkt als victim blaming (de schuld bij het slachtoffer leggen), want: het ligt aan die vrouw dat ze geen managementfunctie heeft, moet ze maar niet parttime willen werken. 

O jee, daar ga ik weer met mijn complotdenkerij, wat ik trouwens doe tijdens een fulltime functie. Houd jezelf in, Vanes, draai het om. Nee, het werkt niet, ik vind nog steeds dat vrouwen hier ten onrechte de schuld in de schoenen geschoven krijgen.

In mijn verwoede pogingen om een open mind te hebben en niet te vervallen in vrouwspecifiek Calimero-gedrag faalde ik ook in mijn persoonlijke ervaringen. Voor een leiderschapsfunctie kwam ik niet in aanmerking omdat ik ‘te lief’ werd bevonden. TE LIEF!, schuimbekte ik twee dagen na de feedback nog steeds. Mijn vriend was het ditmaal met me eens. ‘Te lief’, dat kon toch echt de reden niet zijn. 

Vrouwen krijgen minder vaak een leiding­gevende functie omdat ze geen man zijn

In de gesprekken werd veelvuldig verwezen naar ‘mijn verleden’ en negatieve beelden die over mij zouden kunnen bestaan. O jee, heb ik mij ‘in het verleden’ soms wat sterk uitgedrukt omdat ik mij als enige vrouw in het gezelschap weleens heb moeten laten horen? Wellicht was ik her en der wat vasthoudend uit noodzaak, maar die scherpe kantjes zijn er echt wel af hoor, met inmiddels jaren ervaring in academisch leiderschap en als een effectief communicator in diverse culturen. Daarmee was de kous af, leek me.

Maar nee hoor, deze domoor liep regelrecht in de vrouwen-hebben-toch-zoveel-sociale-empathie-val: ik was te lief voor deze functie. Zal ik me dan toch maar sterker uitdrukken? Vrouwen krijgen minder vaak een leiding­gevende functie omdat ze geen man zijn. 


Vanessa Evers is hoogleraar computerwetenschappen aan de Universiteit Twente.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.