Dinsdagavond discussieerden wetenschappers uit allerlei expertises met elkaar over kunstmatige intelligentie. Dat levert uiteenlopende meningen over wat AI wel en niet kan en hoe rooskleurig de toekomst is, maar over één ding is iedereen het eens: zo dichtbij is de robotrevolutie nou ook weer niet.

In een uitverkochte zaal in de Balie, vlakbij het Leidseplein in Amsterdam, wacht de menigte gespannen wat er gaat gebeuren. Het onderwerp is kunstmatige intelligentie, zoveel werd duidelijk bij de aankondiging. Aanleiding voor de bijeenkomst was de open brief voor een verantwoorde ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. Getekend door bekende figuren als Stephen Hawking en Elon Musk (beiden waarschuwen voor de gevolgen van een superintelligente AI), maar ook door drieduizendanderen, waaronder enkele Nederlandse onderzoekers, die ook aanwezig waren.

Tijdens de gesprekken met deze ondertekenaars blijkt dat zij hun handtekening niet zetten omdat ze bang zijn voor superintelligente AI. Robotonderzoeker Gusti Eiben van de VU zette zijn handtekening om zeker te zijn dat toekomstig onderzoek in een verantwoorde richting gaat, en dat de ontwikkelingen van kunstmatige intelligentie veilig wordt gemaakt. Hetzelfde geldt voor onderzoeker Robert Babuska van de TU Delft. Beiden bouwen zelflerende robots die al een klein beetje intelligentie vertonen. Babuska's mechanische benen leren zichzelf binnen vier uur lopen, op natuurlijke wijze. En Eiben's onderzoek kwam laatst tot een hoogtepunt met aan elkaar geschakelde robotkes die elkaar imiteren. Na een seconde of vijftien loopt de 'intelligentie' echter vast en moet ze rap worden uitgezet om oververhitting te voorkomen. 'Het resultaat van 18 universiteiten, 15 jaar onderzoek en 10 miljoen euro', lacht Eiben.

Het lijkt inderdaad weinig indrukwekkend; wie films als iRobot of het recente Ex Machina gewend is als boegbeelden van AI, zal niet van zijn stoel vallen van deze ontwikkelingen. Maar dit is de realiteit, zeggen de onderzoekers. Een volgende stap zal nog vele jaren, zo niet decennia kosten.

Schade en banen

Dat betekent niet dat we die toekomst kunnen negeren. Econoom Erik Bartelsman en rechtswetenschapper Maurice Schellekens laten hun eigen expertise los op de komst van de robots. Schellekens hield zich bezig met een project Robo Law en denkt na over aansprakelijkheid. Dat een robot, in plaats van de mens, brokken maakt is niet ver weg; de zelfrijdende auto staat om de hoek. Stel dat deze een ongeluk veroorzaakt, wie is er dan aansprakelijk? Aangezien het recht vaak achterloopt op de techniek, is het belangrijk om nu al na te denken over dit soort dingen.

Bartelsman belicht de rapporten dat een groot deel van de banen zal verdwijnen door de komst van robots. Maar het is nog erg schimmig welke banen precies. 'Als arts ben je waarschijnlijk wel veilig, maar een expertise als radiologie kan zomaar verdwijnen. Zit je daar met je hoge opleiding', schetst Bartelsman. Hij ziet op zijn minst de aard van het werk veranderen. Flexwerk zal normaler worden en vaste contracten gaan tot het verleden behoren. Een trend die nu, in een nog niet gerobotiseerde wereld, ook al aan de gang is. 'Uiteindelijk zal iedereen weer werk vinden, of we krijgen meer tijd voor kunst, cultuur en creativiteit - dingen waar robots misschien niet goed in zijn. Maar die transitie kost tijd.' Hoe die transitieperiode ingevuld moet worden is dan ook een belangrijke vraag; het is nie redelijk om een groot deel van de bevolking werkloos thuis te laten zitten. 'Een herverdeling van inkomen, nieuw beleid van de overheid, dat soort dingen zullen allemaal nodig zijn.'

Ver weg

Het is een deprimerende gedachte dat we straks nutteloos zijn doordat robots ons werk beter kunnen. Maar of we ons echt zorgen moeten maken blijft de vraag. Uit de uitleg van robotonderzoeker Alan Winfield van het Bristol Robotics Lab wordt duidelijk hoe ver AI eigenlijk nog weg is. Het vereist verschillende enorme stappen; nu kunnen we net programma's schrijven die robots een bal laten vastpakken en snappen we een klein beetje hoe we computers kunnen leren een spelletje te spelen. 'Maar voor echte AI moet een computer iets kunnen leren en vervolgens die kennis kunnen generaliseren. Dat is echt een andere orde, waarvan we niet weten hoe dat in z'n werk zou moeten gaan.' Zorgen maken over superintelligente robots is dus nogal prematuur, wil Winfield zeggen. 'De kans dat robots slimmer worden dan wij is niet 0, maar het is wel zeer onwaarschijnlijk; er moeten zeer vele grote stappen worden gezet wil zoiets gebeuren.'

Dat betekent niet dat we ons nergens zorgen over hoeven maken. Er zijn genoeg ethische en sociale problemen met de huidige robots. Winfield verwijst naar autonome, bewapende robots op een slagveld of de drones die Pakistan bombarderen. Of het probleem dat robots, zeker de schattige knuffelrobots zoals zeehondje Paro, een emotionele respons bij mensen oproepen. Mag je mensen op zo'n manier misleiden? Een commissie, waar Winfield onderdeel van was, stelde richtlijnen om robotbouwers en AI-ontwikkelaars ethisch op het juiste pad te houden. Bouw robots niet om te kunnen doden. Zorg ervoor dat ze duidelijk technologisch zijn. Met dit soort 'wetten' hoopt Winfield dat de wereld zich kan gedragen tijdens het bouwen van kunstmatige intelligentie en robots.

Aan het eind van de avond, tijdens de discussie, blijkt dat er nog veel te zeggen is over AI. Als de discussieleider probeert de avond samen te vatten, slaat hij misschien wel de spijker op zijn kop: 'laten we ons meer druk maken om de ethische dilemma's die zich nu al opdringen, en minder over de spannende toekomst, waarin AI geperfectioneerd is en robots niet te onderscheiden zijn van mensen. Dat laatste is onwaarschijnlijk en ver weg, terwijl er nu genoeg is om te bespreken en aan te pakken.'

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.