Afgelopen week bespraken honderd Europese onderzoeksleiders op het gebied van robotica hun roadmap voor de komende vijf jaar. Opvallend zijn de hiaten op het gebied van robot-mens-interactie en de sociale consequenties.

Robotisering geldt als een van de grote uitdagingen van moderne technologie, en dat in velerlei opzichten. De robots van nu zijn nog relatief primitieve standaard opererende werktuigen, of op zijn best als robot Zora, het wat hulpeloze vriendje dat schoolkinderen helpt de tafel van zeven te leren. Maatschappelijk roepen robots ook veel vragen op. Wat gaan ze betekenen voor de werkgelegenheid, wie krijgt er controle over wat de robots wel of niet moeten doen?

Je zou dus mogen verwachten dat dit complex aan vragen voor de crème de la crème van de Europese robotontwikkeling een machtige uitdaging vormt om hierin hun intellectuele tanden te zetten.

Afgelopen week waren honderd leiders van de robotontwikkeling bij de Universiteit Twente te gast om zich te buigen over de onderzoekagenda voor de komende vijf jaar, de zogeheten Robotics 2020 Multi-Annual Roadmap for Robotics in Europe, waarvoor een conceptversie ter tafel lag (‘Europese Robot-top bijeen op Campus UT’).

Van voor tot achter gaat de roadmap over de complexe technische uitdagingen, maar de maatschappelijke ontbreken totaal

Ik was niet aanwezig op de vierdaagse conferentie, dus wellicht zijn de zaken toch iets anders gegaan, maar de ervaring leert dat zo’n vooraf goed voorbereid concept vooral wordt aangevuld in de marge. De toon en richting blijven meestal onveranderd.

En wat blijkt: van voor tot achter gaat de roadmap over de complexe technische uitdagingen, maar de maatschappelijke ontbreken totaal, of er wordt in een enkele alinea lippendienst aan bewezen.

Uiteraard ligt de expertise van de in Twente aanwezige leiders vooral op het gebied van de techniek. Dan gaat het over zaken als waarneming en perceptie van een robot, aanpassingsvermogen aan zijn omgeving, mens-machine-interactie, lerende algoritmes enzovoorts.

Ik kan me daar van alles bij voorstellen, denkend aan het exoskelet waarmee iemand met een volledige dwarslaesie toch weer kan lopen. Het apparaat dat onder andere aan de Universiteit Twente is ontwikkeld door Herman van der Kooij moet nog minstens tien keer beter worden wil het goed toepasbaar zijn en gehandicapten uitzicht bieden op weer kunnen lopen. Denk je toch eens in, als dat zou kunnen!

Maar veel technische uitdagingen van robotica zijn niet los te zien van de visie op welke rol robots moeten gaan spelen in onze samenleving. Afgelopen december publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid daar een behartigenswaardig rapport over ‘De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk’, met als een van de belangrijke aanbevelingen: zorg dat mens en robot samenwerken. Dus laat niet de robot de mens de baas worden, zoals in de iconische film Modern Times, waarin Charlie Chaplin ondergeschikt was aan de lopende band. Maar laat mens en robot samenwerken, waarbij ieder de taken doet waar hij het beste voor is toegerust. Of waarbij een zorgrobot zorgbehoevenden vooral uitnodigt te doen wat ze nog kunnen in plaats van al het werk over te nemen. Zoals Herman van der Kooij ervoor heeft gekozen om het exoskelet te laten besturen door wat de patiënt nog wel kan: het bewegen van zijn bovenlichaam.

Het moet een prachtige uitdaging zijn om bij de samenstelling van zo’n roadmap na te denken over wat het ontwikkelen van zo’n soort robot betekent voor hoe technologie wordt ingezet, wat we wel en niet doen en wat we op welke manier doen? Het maakt bijvoorbeeld een heel verschil of een robot alleen door een specialist kan worden geprogrammeerd, of dat de robot een interface heeft die het mogelijk maakt dat degene die ermee werkt de robot kan aansturen.

De ene alinea waar ik doelde staat ver weg, op pagina 176 van de 179, onder het hoofdstukje ‘Natuurlijke interactie’ van robots met denkvermogen. ‘Co-evolutie tussen mensen en robots heeft sociale implicaties. We hebben een nieuwe interdisciplinaire mix nodig van computer-, sociaal-psychologische wetenschap en ingenieurskunde om de wezenlijke impact van robots in de maatschappij te begrijpen.’

Wat is het toch dat dit soort documenten niet met zo’n alinea begint? De onderzoekers die bezig zijn met de roadmap zouden nu al moeten nadenken over wat sociale implicaties kunnen betekenen voor het ontwerp van de robot.

Ik twijfel er niet aan dat daar in de praktijk meer aan gebeurt dan de roadmap doet vermoeden. Maar zoals hij er nu ligt, is die roadmap een gemiste kans om eens te laten zien hoezeer ontwikkelaars van deze veelbelovende en ingrijpende technologie invulling geven aan dat idee van samenwerking van mens en robot.