‘Voorsprong door techniek.’ Echt waar?, vraagt redacteur Jim Heirbaut zich af in zijn maandelijkse column in De Ingenieur.

Het Amerikaanse ministerie van Justitie wil Google voor het gerecht slepen, zo lees ik in de Wall Street Journal en de New York Times. De openbaar aanklagers denken dat het bedrijf ongeoorloofde dingen doet bij het veilen van advertenties op websites.

Wanneer u een website bezoekt, vindt er achter de schermen een razendsnelle en volledig geautomatiseerde veiling plaats. Verschillende bedrijven bieden op de mogelijkheid u een advertentie te laten zien. Google beheert een groot deel van die markt.

Het bedrijf heeft zelfs een zodanig dikke vinger in deze pap dat adverteerders hiervoor mogelijk meer moeten betalen dan wanneer het megaconcern hier niet actief zou zijn. Google is, kortom, te machtig geworden en maakt daar misbruik van, denken de openbaar aanklagers in de VS.

Bij het lezen van deze berichten dwalen mijn gedachten af naar de zomer van het jaar 2000, toen ik stageliep aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology, nabij Boston. Met de details van mijn wetenschappelijke experimenten in de stoffige kelders van het instituut zal ik u niet vervelen. Maar ik heb een heldere herinnering aan het studentenhuis waar ik in die drie maanden woonde.

Op een avond zag ik een huisgenoot bezig met een nieuwe zoekmachine voor internet. Ik keek over zijn schouder mee naar het scherm van zijn aftandse desktopcomputer en zag een minimalistisch wit scherm met enkel een klein wit zoekbalkje en een paar kleurige letters. ‘Google’ spelde ik letter voor letter. Nog nooit van gehoord, maar het zag er wel geinig uit. In Nederland was ik de propvolle schermen van Altavista en Lycos gewend, waarmee ik dingen opzocht op het wereldwijde web.

De Google-pagina was niet alleen strak en sober vormgegeven, dat was eigenlijk bijzaak. Veel belangrijker was dat de zoekmachine sneller en met veel relevantere resultaten op de proppen kwam dan zijn concurrenten. Binnen de kortste keren had de hele wereld dat door en werd Google marktleider. Meer dan dat: het vermorzelde zijn concurrenten.

Het bedrijf dook vervolgens op allerhande ICT-technologie, van online nieuws en navigatiesoftware tot autonome auto’s en het digitaliseren van de gezondheidszorg. Het bedrijf begon zelfs computers, telefoons en augmented reality-brillen te bouwen en stak geld in exotische projecten, van energievliegers tot een internetinfrastructuur met ballonnen.

Volgende maand is mijn stage in de VS precies twintig jaar geleden. Het verhaal over Google laat zien hoeveel er in twee decennia kan gebeuren. Die ‘geinige zoekmachine’ van toen is nu een bedrijf (marktwaarde meer dan duizend miljard) dat de wereld mee vormgeeft, ten goede en – soms – ten kwade. Met die blik kijk ik ook naar bedrijfjes die nu ‘iets geinigs doen’; over een paar jaar kunnen ze de wereld regeren.


Deze column is ook verschenen in het juninummer van De Ingenieur.

Foto Robert Lagendijk