Columnist Ianus Keller over de 'reikwijdteangst' die het rijden in een elektrische auto met zich meebrengt.

Vorig jaar kochten mijn ouders, allebei 75, een volledig elektrische auto. Ik heb ongelofelijke bewondering voor zo’n keuze. Vooral omdat deze drie regels van SF-schrijver Douglas Adams goed de ervaring van technologie omschrijven. Eén: alle technologie van voor je geboorte is normaal. Twee: alles wat is uitgevonden tussen je 15e en 35e  levensjaar is nieuw, spannend en revolutionair. En drie: alles wat is uit­gevonden na je 35e  is eng. Dan is het stoer om ver voorbij de 35 het elektrisch rijden zo te omarmen.

Nu denken de meeste lezers waarschijnlijk gelijk aan de charismatische Tesla, waar het ongemak van bereik is op­gelost met een flink pakket batterijen voor een dito prijs. Maar nee, mijn ouders kochten een Nissan Leaf, met een accupakket waarmee je volgens het boekje een actieradius van 200 km moet kunnen halen. In praktijk haalt ie eerder 150 km en op een koude, regenachtige dag zelfs minder dan 130 km.

Voor de vele duizenden medewerkers zijn er in totaal negen oplaadpunten, verspreid over alle faculteiten.

Toch maken mijn ouders en mijn gezin met veel plezier gebruik van deze auto. Maar dat betekent wel ­continu op zoek zijn naar een oplaadpunt. Thuis zorgen ­zonnepanelen op het dak voor stroom om weg te komen. Op het werk biedt de TU Delft mij als werknemer gratis ­oplaadpunten aan, zodat ik de terugreis veilig kan halen.

Enige punt is dat er voor de vele duizenden medewerkers in totaal negen oplaadpunten zijn, verspreid over alle faculteiten. Zo heb ik nu alle hoeken van de campus leren kennen.

Vooral de angst voor het niet meer halen van de volgende stop regeert het elektrisch rijden. Er is zelfs een term voor: range anxiety. Als kind vond ik het heel spannend als de auto ‘op de reservetank’ reed, nu begint de angst vaak al voordat ik vertrek.

Daarbij helpt de auto zelf ook niet: het meest prominent aanwezige getal op het dashboard is het aftellende bereik. Als een ware dominatrix straft dat getal je onmiddellijk als je de verwarming of de ruitenwissers aanzet. En als het bereik onder de 30 km duikt, gaan de alarmbellen af.

Bertha gebruikte apotheken voor benzine en de bestaande smeden repareerden haar auto.

Mijn geluksmoment zit in de laatste 17 km, als het dashboard heeft besloten dat er niets meer te redden is en het bereik niet meer toont. Dan komt namelijk het pioniers­gevoel naar boven en denk ik aan de eerste automobilist, Bertha Benz, die in 1888 buiten medeweten van haar man een rit van 108 km ondernam.

Tot dan toe werden auto’s gezien als leuke speledingetjes voor op het eigen landgoed, maar voor het praktische vervoer was paard en wagen de oplossing, inclusief de bijhorende infrastructuur van herbergen en hoefsmeden. Bertha gebruikte apotheken voor benzine en de bestaande smeden repareerden haar auto.

Net als toen lijkt de elektrische auto nu het minder serieuze alternatief; een vervoermiddel voor in de stad of ‘voor ­erbij’. Gelukkig hoef ik als ik stil kom te staan niet op zoek naar een apotheek. Elektriciteit is overal verkrijgbaar. Nu ­alleen nog zoeken naar de juiste stekker.


Dr.ir. Ianus Keller doceert aan de TU Delft en werkt als onderzoeker en ontwerper bij For Inspiration Only.