Het Zwitserse onderzoeksinstituut EPFL presenteerde begin oktober een ogenschijnlijk absurde innovatie: een robothand met zachte, eetbare vingers.

De gedeeltelijk holle vingers zijn gemaakt van glycerine, gelatine en water, en kunnen krommen door er lucht in te pompen. Hierdoor vouwen ze zich zachtjes om een object, bijvoorbeeld een appel.

Dat kan van pas komen in de agro-industrie: het zachte materiaal bezorgt kwetsbare vruchten geen beurse plekken. Bovendien is het relatief eenvoudig een gehavende vinger te repareren: gelatine smelt gemakkelijk, waardoor een scheurtje snel dichtvloeit.
 

Zelf-kannibalisme

Maar dit nut voor de agro-industrie steekt wat schraal af bij de andere toepassingen die de wetenschappers opperen. Zo zouden biologen de deels eetbare robots kunnen inzetten als prooi om het jachtgedrag van dieren te bestuderen. Door de grijpers te voorzien van medicijnen, zou in een moeite door het afweersysteem van wilde dieren een oppepper krijgen.

Ook zijn de handen in te zetten als onderdeel van reddingsrobots die niet arriveren met blikken bonen en gedroogd vlees, maar zichzelf aanbieden, bijvoorbeeld aan mensen die vastzitten op een berg of in een rotsspleet.

Mocht de robot door zijn energievoorraad heen zijn, bijvoorbeeld tijdens een reddingsmissie, dan rest er nog de mogelijkheid van zelf-kannibalisme: de gelatine is om te zetten in elektrische energie.
 


Tekst: Jeroen Akkermans