Het is evolutionair niet verrassend dat gelijkgestemden elkaar opzoeken, stelt columnist Lode Lauwaert: Dat gebeurde al lang voor er online 'informatiebubbels' ontstonden.
 

Of het nu gaat over Twitter, Facebook of TikTok: vaak wordt over deze platformen gezegd dat ze polarisering in de hand werken. Dat is een intussen sterk ingedaalde overtuiging in onze samenleving, zowel ter linker- als ter rechterzijde van het politieke centrum. Maar klopt die bewering wel?

Het is vaak niet duidelijk wat nu precies wel en niet wordt beweerd. Wat bedoelen mensen wanneer ze zeggen dat er sprake is van polarisering? Neem de Verenigde Staten, waarvan vaak wordt gezegd – al dan niet terecht – dat het het meest gepolariseerde land ter wereld is. In die context bedoelt men meestal: de bevolking valt meer en meer uiteen in twee groepen. Er wordt ook gezegd dat sociale media polariseren door zogenoemde echokamers. Mensen ontmoeten online gelijkgestemden en dat drijft hen naar uitersten, naar sterkere beweringen. Dat is een heel andere invulling van ‘polarisering’ dan die over de Verenigde Staten.

Naast inhoudelijke onduidelijkheid klopt ook vaak de argumentatie niet. Sommigen redeneren: nu is er polarisering en daaraan voorafgaand kwamen tal van platformen als paddenstoelen uit de grond. Dus sociale media polariseren. Maar een causaal verband is daarmee natuurlijk niet aangetoond. Het is niet omdat twee zaken na elkaar gebeuren dat er ook een oorzakelijk verband is. 

Als de stijgende consumptie van ijsjes gepaard gaat met meer moorden, impliceert dat niet dat mensen meer moorden omdat ze meer ijsjes eten

Andere redeneren dan weer: hoe meer sociale media worden gebruikt, hoe meer polarisering, en dus zijn beide oorzakelijk verbonden. Maar ook dat klopt niet. Als de stijgende consumptie van ijsjes gepaard gaat met meer moorden, impliceert dat niet dat mensen meer moorden omdat ze meer ijsjes eten. Het verband is te verklaren door een derde factor mee te nemen, namelijk de zomer.

Een derde bezwaar heeft te maken met de gegeven verklaring. Sociale media zouden polariseren, omdat mensen, al dan niet aangedreven door algoritmen, in echokamers en filterbubbels leven. Als dat klopt, is dat in ­ieder geval niet bijzonder, want offline zoeken gelijkgestemden elkaar voortdurend op – en dat is evolutionair gezien niet verrassend. Mensen met min of meer gelijkaardige ideeĂ«n over tal van zaken neigen ernaar ­samen te hokken, op het werk, bij hobbygroepen of familie.

Opvallend echter is dat vele onderzoeken uitwijzen dat er online meer diversiteit is dan we denken, zelfs meer dan offline. Ook dat is wellicht niet verwonderlijk. Ja, er bestaat een bevestigingsvooroordeel, maar mensen zijn ook nieuwsgierig en worden ook graag uitgedaagd door andersdenkenden.

Tot slot een ethische bedenking. Eigenlijk moeten we de claim dat sociale media polariseren op een beoordelende manier lezen: dat sociale media polarisering in de hand werken is onwenselijk. Dat klopt zonder twijfel voor een bepaalde vorm van polarisering, namelijk de affectieve, die inhoudt dat mensen ‘uit andere kampen’ elkaar niet meer kunnen luchten. Deze variant bemoeilijkt het sluiten van compromissen en vergroot de kans op delicten.

Maar geldt dat ook voor de andere vormen? Voor velen is dit een vorm van (cognitief) polariseren: ooit dacht ik dat (negatieve) discriminatie meestal fout is, nu meen ik dat dit altijd zo is. Zou je over het versterken van de claim over discriminatie zeggen dat dit onwenselijk is?


Tekst: Lode Lauwaert, hoogleraar techniek­filosofie aan de KU Leuven