De kracht van de bevingen in Groningen zal toenemen; in welke mate het terugdraaien van de gaskraan helpt, is nog onduidelijk.

Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de hoorzitting die de Tweede Kamer deze week organiseerde met deskundigen over de aardbevingen in Groningen als gevolg van de gaswinning.


Kaart met de geregistreerde aardbevingen               Illustratie Groningen Bodem Beweging

Helpt het om de productie bij het meest door bevingen getroffen gebied rond Loppersum met 80 % te verminderen en dreigen door het verhogen van de productie in het zuidelijke deel van het veld aldaar niet soortgelijke aardbevingsproblemen, wilden de Tweede Kamerleden weten. Een greep uit de antwoorden van de deskundigen.

Wat gaat er met de bevingen in Loppersum en elders in Groningen gebeuren?

Over Loppersum:
‘De komende drie jaar houden we rekening met bevingen van maximaal 4,1 op de schaal van Richter’, aldus directeur Van de Leemput van de NAM. De zwaarste beving tot nu toe was 3,6 te Huizinge in 2012.
‘Het risico gaat van 7 % kans op een beving groter dan 3,9 naar 11 % in 2014’, stelt inspecteur-generaal De Jong van het Staatstoezicht op de Mijnen.
‘Wat er de komende drie jaar gaat gebeuren, is redelijk voorspelbaar’, vindt onderzoeker Dost van het KNMI.
‘Op welke termijn de aardbevingen bij Loppersum minder zullen worden, weten we niet’, geeft hoogleraar Aardwetenschappen Govers van de Universiteit Utrecht aan.

Over het zuidelijke deel van het veld:
‘Over drie jaar krijgen we daar hetzelfde probleem als bij Loppersum’, stelt onderzoeker Breunese van TNO
De Jong: ‘Over drie jaar hebben we daar dezelfde ellende.’

UITKOMST: DE KOMENDE TIJD ZAL HET AARBEVINGSRISICO EERDER TOE- DAN AFNEMEN.

Wat is het effect van het verminderen van de gaswinning op het bevingsrisico?

Van de Leemput: ‘Het vertragen van de gaswinning spreidt de aardbevingen over de tijd, maar heeft geen invloed op de maximale beving.’
De Jong: ‘Meer productie leidt tot meer bevingen en meer kans op een grote beving. Minder productie heeft het omgekeerde effect. De NAM heeft geen bewijs geleverd dat bij minder productie evengoed alle bevingen plaatsvinden.’
Tommel: ‘Uit alles wat ik heb gelezen, maak ik op dat bij de koppeling tussen tempo gaswinning en aardbevingen altijd ‘het kan’ staat. Het zijn vooral waarschijnlijkheden.’
Govers: ‘De NAM presenteert in zijn rapporten geen scenario’s van wat er kan gaan gebeuren bij meer of minder gaswinning. Dus we weten het niet.’
Aardwetenschapper Van Huissteden van de VU: ‘De NAM noch TNO doet in zijn rapporten uitspraken over de toekomst. We weten het dus niet.’
Oud-NAM-ingenieur Houtenbos: ‘Voorspellingen blijken nauwelijks mogelijk en daarmee is ook het effect van meer of minder gaswinning erg onzeker.’
Breunese: ‘Of de grondversnelling die bepalend is voor de schade aan woningen gelijk op gaat met het tempo van de gaswinning, weten we niet.’

UITKOMST: ZEKERHEID OVER WAT ER DE KOMENDE JAREN GAAT GEBEUREN, IS ER NIET.

Wat heeft een jaar lang onderzoek opgeleverd?

Breunese: ‘Dankzij de bundeling van alle kennis hebben we een goed besef van de onzekerheden.’
Van de Leemput: ‘We hebben nu modellen die iets zeggen over de relatie tussen gasproductie, samendrukking van de gashoudende lagen, gevolgen voor de grondbeweging en de daarbij optredende schade.’
Dost: ‘De komende drie jaar moeten we benutten om de onzekerheden in de modellen weg te nemen. Wat de maximumbevingssterkte zal zijn? Daarop is geen antwoord mogelijk, de onzekerheden zijn te groot.’
Govers: ‘Een goed gevalideerd model is er nog niet. Daarvoor hebben we meetgegevens nodig.’
Houtenbos: ‘Bij de gaswinning in de Waddenzee blijkt er altijd verschil tussen wat het model van de NAM voorspelt en de daadwerkelijk optredende bodemdaling. Tot nu toe hebben we dat verschil niet kunnen wegnemen. Het is dus de vraag of we het ooit zullen weten.’

UITKOMST: DE HUIDIGE MODELLEN BIEDEN NOG GEEN HOUVAST.

Binnenkort debatteert de Tweede Kamer met minister Kamp over de gaswinning

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.