'Speel autofabrikanten tegen elkaar uit'
Autofabrikanten hangen altijd aan de rem als het gaat om strenge uitstootnormen, en de Europese autoriteiten blijken gevoelig voor die druk. Volgens onderzoeker dr. Joeri Wesseling levert het Californische model meer succes. Dat dwingt fabrikanten een minimumpercentage duurzame voertuigen te verkopen. ‘De bedrijven gaven hun verzet op en gingen innoveren.’
De Europese Unie stelt eisen aan de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s, maar maakt nauwelijks onderscheid naar technologie. Het effect is vooralsnog gering; de overgang naar elektrisch en hybride rijden verloopt moeizaam. De Amerikaanse staat Californië, met een van de grootste automarkten ter wereld, daarentegen hanteert met succes een op techniek sturende aanpak, zo blijkt uit het onderzoek waarop dr. Joeri Wesseling is gepromoveerd aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht. ‘Er valt voor Europa veel te leren.’
Hoe werkt het Californische model?
‘Californië had te kampen met een smogprobleem en besloot daarom in 1990 dat autofabrikanten elk jaar met hun verkochte auto’s een bepaald aantal credits, een soort milieupunten, moesten verdienen. Hoe schoner de aandrijftechniek van een auto, hoe meer credits die opleverde. Die verschillen waren en zijn aanzienlijk, in de orde van tien keer zoveel punten voor een elektrisch voertuig als voor een gewone brandstofauto. De regels zijn steeds opnieuw naar bevind van zaken aangepast, maar het principe is hetzelfde gebleven. Het beleid is er echt op gericht de marktintroductie van nieuwe technologieën af te dwingen.’
En hoe viel dat bij de fabrikanten?
‘In het begin vormden ze een gesloten front, dat er alles aan deed om het beleid tegen te werken: lobbyen, rechtszaken aanspannen, financieren van onderzoek dat de geloofwaardigheid van het beleid ondergroef. Maar toen de staat voet bij stuk hield, konden de bedrijven hun verzetsstrategie op den duur niet volhouden. Een fabrikant als Nissan had te kampen met teruglopende verkoopcijfers en besloot daarom alsnog om sterk in elektrische aandrijving te investeren. Collega-fabrikanten zagen meer in andere nieuwe aandrijftechnieken, waardoor er toch concurrentie op milieugebied ontstond. Doordat de belangen van de bedrijven uiteen begonnen te lopen, brokkelde het front steeds verder af.’
Lees hier het hele interview met Joeri Wesseling.