Gezien de impact en kosten van de dijkverzwaring die nodig is om aan de nieuwe waterveiligheidsnormen te voldoen, is het gewenst ook naar ingrepen in het watersysteem te kijken.



Dit bleek tijdens het debat dat Koninklijk Instituut Van Ingenieurs afgelopen week organiseerde over het nieuwe Deltaprogramma. Daar werd onder meer gediscussieerd over het plan van Delta-ingenieurs voor het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een sluizencomplex, en over het dijkverzwaringsprogramma dat nodig is om aan de strengere veiligheidseisen te voldoen. Aan het debat werd deelgenomen door Bart Parmet, directeur van de staf van de Deltacommissaris, de Delta-ingenieurs, de hoogleraren Integrale Waterbouwkunde Bas Jonkman en Waterveiligheid Matthijs Kok, stedenbouwkundige Anne Loes Nillesen, dijkgraaf Jan Geluk van Hollands Kroon en Hans Huis in ’t Veld, boegbeeld van de topsector Water.

De grootste verdienste van het nieuwe Deltaprogramma is dat er een duidelijke systematiek is voor de veiligheidsnormen. Nu heeft de Deltacommissaris ervoor gekozen om met de bestaande systematiek aan die normen te gaan voldoen, dat wil zeggen door dijkversterking en rivierverruiming. Systeemingrepen, bijvoorbeeld verandering van de verdeling over de afvoer van de rivieren of afsluiting van de Nieuwe Waterweg, zijn volgens Parmet niet nodig.

Juist daarover bestaan twijfels. Want de opgave die de nieuwe veiligheidsnormen oplegt voor met name het rivierengebied is ingrijpend. Zo zijn er bijvoorbeeld in de Lopiker en Krimpenerwaard stukken dijk die volgens recente studies een faalkans hebben tot meer dan 1:4000, terwijl de norm in dat gebied gaat naar 1:30.000. ‘Verlaging van de rivierwaterstanden helpt alleen als we die kunnen krijgen op het niveau waarvan is in de praktijk gebleken dat de dijken die weerstaan’, aldus hoogleraar Jonkman. Het falen van de dijk wordt namelijk niet alleen bepaald door overslag van het water, maar ook door interne verzwakking van de dijk bij lagere waterstanden. Om dat mechanisme tegen te gaan is aanzienlijke dijkverbreding nodig of het plaatsen van dam- en diepwanden. De consensus zijn over de nieuwe veiligheidsnormen garandeert niet dat die blijft wanneer eenmaal uitwerking wordt gegeven aan wat dit aan waterbouwkundige en ruimtelijke ingrepen gaat betekenen.



Waar ingrepen kunnen worden meegekoppeld met vernieuwing van dorpsgezichten of bebouwingslinten, en zo aantrekkelijk worden gemaakt (zie ook de ontwerpschetsen van Nillesen verderop in dit verslag), zijn er vaak extra kosten, die op hun beurt sterk onder druk staan. Dat heeft onder andere te maken met de solidariteitsbijdrage van de waterschapen: alle moeten voor 40 % van de kosten meebetalen. ‘De waterschappen in het oosten des lands zullen dus extra alert zijn dat zij niet gaan meebetalen voor kosten die niet strikt bij de waterveiligheid horen’, aldus dijkgraaf Geluk.

Het verdient daarom aanbeveling om nog eens goed naar systeemingrepen te kijken, aldus Jonkman. Dat is ook precies wat de Delta-ingenieurs bepleiten met hun plan om de Nieuwe Waterweg met een sluizencomplex af te sluiten. Zij waren indertijd de eerstverantwoordelijken voor de aanleg van de Oosterschelde- en Maeslantkering. Volgens woordvoerder Frank Spaargaren zorgt die afsluiting ervoor, in combinatie met overloop van rivierwater naar de Oosterschelde, dat de waterstanden in het gebied tot aan Schoonhoven langs de Lek en Gorinchem langs de Waal lagere hoogwaterstanden krijgen dan waar nu mee wordt gerekend.

Parmet van de Deltacommissaris noemde dit voorstel goed om te hebben, maar nu nog niet nodig. Hij wees ook op tal van onzekerheden rond het alternatief van de Delta-ingenieurs, bijvoorbeeld over die waterstanden en de kosten. Dat laatste geldt volgens Spaargaren ook voor het nieuwe Deltaprogramma. ‘De marges in de kostenramingen zijn groot omdat de plannen nog niet zijn uitgewerkt.’ Vandaar het pleidooi om de plannen van de Delta-ingenieurs voor het Rijmondgebied op dezelfde wijze te laten uitwerken als nu is gedaan voor de voorkeursstrategie van het Deltaprogramma, zodat er een goede vergelijking van de voors en tegens van beide mogelijk is.

Verder benadrukte Parmet dat het Deltaprogramma uitgaat van een adaptiestratetgie: neem de meer verregaande maatregelen wanneer blijkt dat deze vanwege klimaatverandering, zeespiegelstijging of andere factoren nodig zijn. In het Deltapriogramma is ook verankerd dat op gezette de stand van zaken wordt opgemaakt om vast te stellen of die extra maatregelen nodig zijn. Daar werd tegenover gesteld dat adpatie prima is, maar dan moeten de implicaties van een eventuele systeemkeuze wel helder zijn. Als concreet voorbeeld werd genoemd het Volkerak-Zoommeer. In de plannen van Spaargaren cs. blijft dit zoet, verdwijnen de sluizen en dient het als overloop naar de Oosterschelde. De nu in discussie zijnde verzilting van het Volkerak-Zommeer past daar niet in.
 

Borging van expertise

Het feit dat de Delta-ingenieurs nu met hun alternatief zijn gekomen geeft aan dat de waterbouwkundige kennis en praktijkervaring tot nu toe te weinig in het Deltaprogramma aan bod is gekomen, aldus diverse discussianten. Weliswaar zijn instituten als Deltares ingeschakeld voor onderzoek, ‘maar het gaat ook om de aansturing van die onderzoeken en het kunnen beoordelen van de uitkomsten’, aldus emeritus hoogleraar kustwaterbouwkunde Kees d'Angremond, een van de zes Delta-ingenieurs. Het verder uitwerken van de normering en gebiedsplannen zou bij uitstek geschikt zijn om Rijkswaterstaat en andere partijen op dit terrein weer kennis te laten doen opdoen, wat Parmet een aantrekkelijke gedachte vond.
 

Dijkverzwaring en ruimtelijke kwaliteit

In het rivierengebied is dijkverzwaring een beladen begrip, ook al is het besef van het belang van waterveiligheid volgens dijkgraaf Jan Geluk duidelijk toegenomen. Stedenbouwkundige Anne Loes Nillesen heeft zich vooral gebogen over de vraag of dijkverzwaring ook kan worden gekoppeld aan ruimtelijke kwaliteit, waarbij vooral behoud en versterking van de typische rivierdijkbebouwing voorop staat. In de ateliers die ter voorbereiding van de Rijnmond-visie voor het Deltaprogramma plaatsvonden werden verschillende typologieën ontwikkeld, zoals de urbane dijk, waarbij de stedelijke bebouwing en de dijk veel meer één geheel vormen, en toekomstbestendige rivierdijken, met uitplaatsing van bebouwing, diepwanden of buitendijkse versterking. Nillesen pleit vooral voor maatwerkoplossing, met oog voor het lokale karakteristieke.







Keer terug naar het dossier Deltasteden