Ook al neemt door klimaatverandering de kans op droogte toe, het Nederlandse watersysteem is flexibel genoeg om voldoende zoetwater te leveren. Met relatief eenvoudige maatregelen en vooral beter beheer valt veel winst te boeken. Draconische maatregelen als forse verhoging van het IJsselmeerpeil of afsluiting van de Nieuwe Waterweg zijn volgens het nieuwe Deltaprogramma niet nodig.(Frank Biesboer)


De Waalhaven van Nijmegen tijdens de droogte van 2003 (Henri Coremont/Beeldbank RWS)

Het was voor de beheerders van het Nederlandse oppervlaktewater best schrikken toen de Deltacommissie Veerman in 2008 voorstelde om het waterpeil in het IJsselmeer met 1,5 m te verhogen. Dat was volgens de oud-minister onder meer nodig voor de zoetwatervoorziening in ons land. Een jaar eerder, in 2007, had het veertig dagen niet geregend, en moesten de boeren op Tholen en Schouwen tankwagens met zoet water laten aanrukken. In 2003 bracht een zeer warme zomer de tuinders in Boskoop in problemen vanwege verzilting van de reguliere aanvoer via Gouda.

In eerste instantie kwamen er bezorgde reacties over de gevolgen van die peilverhoging: de oude Zuiderzeehavenstadjes zouden hun beschermde stadsgezichten flink moeten aanpassen. Maar toen de plannen van Veerman verder werden uitgewerkt in het kader van het Deltaprogramma, bleek al snel dat de zoetwatervoorziening zo’n drastische peilverhoging helemaal niet nodig heeft. ‘Ons watersysteem zit zo ingenieus in elkaar, er zijn zo veel regel- en afstemmogelijkheden, daar valt nog heel veel winst te boeken. We hebben die majeure maatregelen met hun ingrijpende gevolgen voorlopig helemaal niet nodig’, zegt ir. Ans van den Bosch, programmadirecteur Zoetwater van het Deltaprogramma.

Optimaliseer het watersysteem en pak knelpunten aan, dring waar mogelijk de vraag naar zoetwater terug en hou de ontwikkeling van het klimaat goed in de gaten, zo laat de nu gekozen aanpak in het Deltaprogramma Zoetwater zich het beste samenvatten. Het IJsselmeer wordt overigens niet ongemoeid gelaten. ‘We gaan het peilbeheer zo veranderen dat er een extra waterschijf van 20 cm - inclusief het Markermeer is dat zo’n 400 miljoen kubieke meter - beschikbaar komt om de omliggende gebieden in droge perioden van water te voorzien of om verzilting door opwellend zout water tegen te gaan. Daar komen we tot 2050 mee uit.’ Die extra schijf houdt in dat het zomerpeil in het IJsselmeer wanneer er droogte zit aan te komen met 10 tot 20 cm wordt verhoogd, en gedurende droogte zo’n 10 cm extra verlaagd. ‘De gevolgen van dit flexibele peilbeheer zijn voor de omgeving te overzien.’


De maximaal berekende doorspoeling om verzilting tegen te gaan (Joost Delsman/Deltares)

Het IJsselmeer gaat dus niet, zoals Veerman had bedacht, de bomenteelt in Boskoop of het industriecomplex in de Rijnmond van zoetwater voorzien. Wat dan wel? Het knelpunt bij Boskoop en omgeving ligt als gezegd bij Gouda, waar het water uit de Hollandse IJssel wordt gehaald. Dat gaat goed zolang de zouttong die via de Nieuwe Waterweg binnendringt, door voldoende rivierafvoer op afstand wordt gehouden. Vermindert die rivierafvoer, dan dringt het zout zelfs tot het inlaatpunt bij Gouda door, en dreigt voor de zeer zoutgevoelige bomenteelt in Boskoop schade.
Vanuit het zoetwatersysteem bezien is de meest effectieve aanpak, maar ook meest ingrijpende het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een sluis. ‘Dan houd je het meeste zout tegen’, zegt ir. Steven Visser, zelfstandig wateradviseur en projectleider Zoetwater voor het programmabureau Zuidwestelijke Delta. Een sluizencomplex kost echter miljarden, en nog belangrijker, schaadt het belang van de Rotterdamse haven als open toegang tot het achterland van de Rijn. ‘Het havenbedrijf Rotterdam wil de Nieuwe Waterweg juist deels verdiepen om die voor grotere schepen beter toegankelijk te maken, dat maakt de zoutproblematiek groter.’ Bovendien, vult Visser aan, we leven in een Delta, het water van de rivier moet toch ergens naar zee.

Een andere optie om het zout in de Nieuwe Waterweg te stremmen is de plaatsing van een luchtbellenpluim, een paar honderd meter in de rivier dat zorgt voor menging van zoet-zout water. Visser: ‘De zouttong komt zo ver omdat die als het ware onder het zoete water door kruipt: met actief mengen kun je ervoor zorgen dat de zouttong minder diep het benedenrivierengebied inloopt.’ Maar ook zo’n bellenpluim is duur, vooral vanwege de hoeveelheid energie die bij het gebruik ervan nodig is.

In het Deltaprogramma is de optie om aan de Nieuwe Waterweg te sleutelen weggevallen, ook omdat er een goedkoper alternatief blijkt te zijn: de aanvoer van zoet water uit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek. ‘Op dit ogenblik is de capaciteit van deze zogeheten Kleinschalige Wateraanvoer even groot als wat er bij Gouda binnenkomt, zo’n zeven kubieke meter per seconde’, zegt drs. Dolf Kern, beleidsadviseur van het Hoogheemraadschap Rijnland. ‘Maar in droge perioden is vanwege beregening juist extra water nodig, dus we willen de capaciteit van de KWA verdubbelen, en dat kan met relatief eenvoudige maatregelen. In een volgende stap, afhankelijk van hoe vaak we met droogte krijgen te maken, kunnen we zelfs nog verder opschalen tot verdrievoudiging van de huidige capaciteit.’


Bij dit type beregening gaat veel water verloren.  (Henri Coremont/Beeldbank RWS)

Een soortgelijke flexibiliteit blijkt ook aanwezig bij de zoetwatervoorziening van het Westland en de industrie in het Rotterdamse havengebied. Daar speelt de inlaat bij Bernisse de sleutelrol, die zoetwater haalt uit het Spui, de riviertak tussen de Oude Maas en het Haringvliet. ‘Die zoetwatervoorziening functioneert uitstekend’, zegt Visser. ‘Zelfs de zogenaamde achterwaartse verzilting door een storm op zee is geen probleem, de inlaat moet dan een paar dagen dicht en het Brielse Meer dient dan als buffer.’

Ook hier staat het zoetwatersysteem onder druk, onder andere door de al genoemde verdieping van de Nieuwe Waterweg, de te verwachting verzilting van het Volkerak-Zoommeer en het kierbesluit van de kering in de Haringvliet. ‘Om het systeem robuuster te maken willen we de oude inlaatsluis van Spijkenisse, die ook is aangesloten op de Oude Maas, vernieuwd in functie herstellen.’

De voorbeelden van IJsselmeer en het Westen laten een patroon zien dat ook voor situaties elders in Nederland geldt: met eenvoudige maatregelen, en vooral het beter op elkaar afstemmen van beheermaatregelen valt al heel veel winst te behalen om de zoetwatervoorzieningen ook bij drogere zomers op peil te houden. ‘Met het Deltaprogramma maken we nu die slag, dat is de grote verdienste’, zo maakt programmadirecteur Van den Bosch de balans op.
 
Tegelijkertijd benadrukt ze dat er altijd uitzonderlijke situaties van extreme droogte mogelijk zijn, waarin het zoetwatersysteem niet in de laatste gevraagde druppel kan voorzien. Die druppels kunnen nodig zijn voor beregening van het gewas of om verzilting van door opdringend zout water tegen te gaan. ‘We willen daarom de discussie aangaan met gebruikers die veel zoetwater nodig hebben. Zij moeten zich er bewust van zijn dat het watersysteem niet altijd alles kan leveren, en ze zullen dus ook zelf maatregelen moeten treffen om het risico van watertekort tegen te gaan.’ Die maatregelen kunnen zijn zuiniger beregeningssystemen, teelt met een grotere zouttolerantie, of het aanspreken van andere zoetwaterbronnen. Zo is het waterbedrijf Evides bezig met een proef om het restwater van de rioolwaterzuivering op te waarderen tot gietwater voor de glastuinbouw in het Westland.

Over vermindering van de vraag naar water of het zelf treffen van voorzieningen moet het echte gesprek met de gebruikers nog op gang komen. Een eerste rondgang van dit tijdschrift langs enkele grootgebruikers leert dat ze er vooralsnog op rekenen dat de waterschappen hun uiterste best zullen doen om de beschikbaarheid van voldoende water te garanderen. Want zuiniger beregening met druppelinstallaties klinkt goed, maar waarom zou een boer zo’n kostbare investering doen als het gebruik ervan maar eens in de tien jaar echt nodig is?
Van den Bosch realiseert zich het verkennende karakter van de gesprekken met de sector. ‘Voor de zoetwatervoorziening hebben we niet een harde norm als bij de dijken. Maar het gesprek komt op gang, en dat bevordert bij de grootgebruikers  het besef dat ze voor het watergebruik ook een eigen verantwoordelijkheid hebben.’

OP 1 JULI ORGANISEER KIVI EEN DEBAT OVER DE ZOETWATERVOORZIENING
Meer informatie op www.kivi.nl/deltadebatten.