
Deze antieke klok is jonger dan mijn sokken
Ooit verkocht columnist Marcel Möring antiek. Nou ja, modern antiek.
‘Nee, mevrouw’, zei ik, ‘dit is modern antiek.’
Maandagochtend, een uur of elf. Eind jaren zeventig. Assen. De goud- en zilvershop van de Miro, een hypermarktconcept van Albert Heijn waar je behalve de gebruikelijke supermarktproducten ook bruin- en witgoed en kleding kunt kopen. Naast mij staat een vermoeid ogende moeder met een peuter aan de hand en een baby in de kinderwagen. We kijken naar de wand met klokken, in het bijzonder naar een comtoise. Tot voor een paar weken had ik geen idee wat dat was. Nu houd ik een verkooppraatje alsof ik oud en grijs ben geworden in het vak.
De klok die ik probeer te verkopen suggereert een eerbiedwaardige horologische geschiedenis, maar is jonger dan mijn sokken.
Iets kan niet tegelijkertijd echt en onecht zijn of waar en onwaar
Of de comtoise antiek is, wil mevrouw weten. In plaats van ‘nee’ te zeggen, bedenk ik ter plekke een term en voor ze kan vragen wat dat dan precies is, modern antiek, weid ik uit over het voordeel van hedendaagse uurwerken in naar antiek model vervaardigde klokken. Het is me overigens een raadsel waarom iemand zo’n klok wil hebben. En tegen die prijs. De comtoise is het duurste artikel in mijn winkeltje en verreweg het kitscherigste. Een reliëf-gehamerde messing kraag rond de wijzerplaat, daaronder een vioolvormige, enorme slinger van hetzelfde materiaal. Een orgie van glimmend metaal.
Mevrouw aarzelt. Ik leg uit dat oude uurwerken vaak versleten zijn. Daarbij open ik de kast, die schuil gaat achter het uitbundig versierde messing en toon het rustige tikkende binnenste.
‘Een bezit voor het leven’, zeg ik.
Later, als ze is vertrokken zonder de klok maar met de belofte dat ze terugkomt met haar man, staar ik naar het winkelpubliek dat tussen de hoge stellingen dwaalt. Heb ik gelogen? Niet echt. Sprak ik de waarheid? Ook niet echt. Maar dat betekent niets. Iets kan niet tegelijkertijd echt en onecht zijn of waar en onwaar.
De onderduikvader van mijn moeder restaureerde klokken. Met kolenschoppen van handen en zonder enige opleiding wekte hij stokoude stoeltjesklokken, Friese staartklokken en statige pendules met chirurgische precisie tot leven. Als een in techniek geïnteresseerd jongetje van zeven, acht jaar heb ik het een en ander van hem geleerd. Maar mijn aandacht ging meer uit naar de buitenkant, de kast: mooi verouderd mahonie, eiken of noten. Misschien dat ik daarom antieke meubeltjes restaureer. Hoe dan ook: ik weet wat antiek is en dat die klok in mijn winkeltje er uitziet als iets uit de zeventiende of achttiende eeuw, maar heel anders is.
Het origineel ontstond in zestiennogwat in kleine ateliers in het oosten van Frankrijk en werd daar eeuwenlang geproduceerd, tot de belangstelling voor dit type klok rond het begin van de twintigste eeuw afnam. Mijn moderne versie is een kwestie van statussuggestie: een erfstuk dat vorige maand werd gemaakt. Tegenwoordig is de comtoise zo uit de mode dat je voor een echte oude tussen de honderd en tweehonderd euro betaalt. Maar in mijn winkeltje in de Miro – een concept dat net als die klok aan afnemende belangstelling onderhevig was en na vijftien jaar werd opgeheven – is de comtoise een artikel dat een behoorlijke injectie in de dagomzet betekent. Waarom ik daar op ben gebrand, weet ik niet goed. Ik ben een werkstudent die hier door een speling van het lot is beland. Wat kan mij de omzet schelen?
Later die dag komt de chef van de non-food langs: een wat mollig type, nauwelijks ouder dan ik, gekleed in een bruin pak met een geel overhemd en een bruine das. Het type in wie het chefschap fantasieën heeft opgewekt over wereldheerschappij en onderdrukking. Aan mij heeft hij een enorme hekel. Waarschijnlijk vanwege het feit dat ik studeer. Nu heeft hij aanmerkingen op het feit dat ik achter mijn vitrine een boek zit te lezen.
‘Maar er komt helemaal niemand’, zeg ik.
Dan moet ik de vitrines maar schoonmaken en stofzuigen.
‘Dat heb ik al gedaan.’
‘Dan doe je het nog maar een keer.’
‘Voor de schijn?’, zeg ik. Ik barst in lachen uit. ‘Ga zelf stofzuigen, joh.’
Om zes uur vertrek ik met mijn laatste loon, nadat ik op staande voet werd ontslagen. Er is een vaag besef dat ik ergens aan ben ontkomen, maar ik kan er niet goed de vinger op leggen.
Begin dit jaar verscheen Mordechai, Marcel Mörings jongste roman over een schrijver met onstilbare honger naar vrijheid.







