Landbouw in de stad
Sinds een halve eeuw staan boer en burger, stad en platteland met de ruggen naar elkaar. Het zijn twee gescheiden werelden, die elkaar niet kennen en niet begrijpen. Dat kan niet zo blijven. De opkomst van megasteden maakt voedselproductie in de stad noodzakelijk.(Joost van Kasteren)
Ontwerp voor stedelijke landbouw (Benet Dalmau, Daïda Dalmau, Anna Julibert en Carmen Villar)
Zonder boeren geen steden, schrijft Carolyn Steel in haar boek De Hongerige Stad – en zo is het natuurlijk. Steden konden pas ontstaan toen de mens zijn nomadisch bestaan inruilde voor het sedentaire bestaan van de boer en zo veel extra voedsel wist te produceren dat hij ook de priesters, kooplui, ambachtslieden en ambtenaren kon voeden. De aanvoer van voedsel beperkte ook de omvang van de stad; de grootste steden in de middeleeuwen telden vaak niet meer dan enkele tienduizenden inwoners. Pas met de komst van de spoorlijnen in de negentiende en het vrachtvervoer in de twintigste eeuw werd de afhankelijkheidsrelatie tussen stad en ommelanden doorbroken en ontstonden steden met meer dan een miljoen inwoners.
Inmiddels woont meer dan de helft van de wereldbevolking in stedelijk gebied. Halverwege deze eeuw is dat naar verwachting 75 %, ofwel zo’n zes miljard mensen. Die mensen moeten allemaal worden gevoed. De opkomende middenklasse in landen als China, India en Brazilië wil niet alleen voldoende calorieën binnen krijgen, maar die moeten bij voorkeur ook smakelijk worden verpakt in de vorm van vlees, eieren, groenten, fruit en snacks. Ter illustratie: in 1962 at de gemiddelde Chinees 4 kg vlees per jaar, in 2005 was dat al 60 kg. De burger is eigenlijk een hamburger, aldus Steel.
Het voeden van al die burgers is een enorme logistieke operatie. Een wijksupermarkt heeft een assortiment van tien- tot twintigduizend producten, die het hele jaar door zijn te krijgen, onafhankelijk van het seizoen. Voor een belangrijk deel gaat het om versproducten – bederfelijke waar dus – die niet alleen in goede conditie moeten blijven in vaak lange aanvoerketens, maar ook goed moeten smaken. Mede daardoor verdwijnt er jaarlijks voor vier miljard euro aan voedsel in de vuilnisbak – ruim een kwart van de totale aanvoer. Omdat schapruimte kostbaar is, is de levering vaak just in time. Een derde van de vrachtwagens op de Nederlandse wegen vervoert voedingsmiddelen over een totale afstand van een half miljard kilometer per jaar.
Met de opkomst van megasteden wordt dit model steeds minder houdbaar. Landschapsarchitect prof.ir. Dirk Sijmons spreekt in dit verband van een verdringingsreeks. Nederland is er een mooi voorbeeld van. In eerste instantie was onze delta een zeer gevarieerd en rijk natuurgebied, tot de mens zich er vestigde en de vruchtbare bodem ging gebruiken voor landbouw. De steden die dankzij de landbouw ontstonden, hadden steeds meer ruimte nodig, en omdat de burger meer kon en wilde betalen voor de grond, moest de boer steeds een stukje verder opschuiven. En dat ging weer ten koste van de natuur. Ondertussen is de helft van het vruchtbare areaal in de wereld in cultuur gebracht en is iedereen het erover eens dat dat proces niet tot in het oneindige kan doorgaan.
Naast de fysieke verdringing staat de relatie tussen stad en platteland ook op andere manieren onder druk. De verstedelijking leidt zoals gezegd tot een opwaartse druk op de grondprijzen in een gebied met een straal van 100 km en meer rondom de stad. Om bij stijgende grondprijzen nog een inkomen te verdienen worden boeren gedwongen tot schaalvergroting en intensivering. Het is niet voor niets dat de meest intensieve vormen van landbouw – de (glas)tuinbouw en de intensieve veehouderij – dichtbij en soms zelfs in het stedelijk gebied liggen.
Dat botst weer met een andere functie van het platteland voor de stad, namelijk die van decor voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen en fietsen, en – voor sommigen – als schuilplaats om te ontsnappen aan de stedelijke hectiek. Dat vertaalt zich, volgens stedenbouwkundige ir. Marco van Steekelenburg en consultant dr. Henk van Latesteijn, in een toenemend aantal, vaak tegengestelde eisen die vanuit de stad worden gesteld, niet alleen aan het landschap, maar ook aan de bedrijfsvoering van de boer. Dat varieert van meer aandacht voor dierenwelzijn tot pleidooien voor biologische landbouw en het aan banden leggen van megastallen voor intensieve veehouderij. Het gevolg is dat de boer klem komt te zitten, omdat hij niet goed en goedkoop voedsel kan produceren en tegelijkertijd aan al die ecologische en sociale eisen kan voldoen.
Van Steekelenburg en Van Latesteijn hebben, in het kader van het – inmiddels afgesloten - onderzoeksprogramma TransForum, een boek geschreven over metropolitane landbouw. Daarin laten ze zien hoe zich onder druk van de stijgende grondprijzen en de eisen die vanuit de stad worden gesteld, nieuwe vormen van landbouw ontwikkelen, zoals de ecologisch gedreven biologische landbouw en de sociaal gedreven stadslandbouw. Tegelijkertijd verandert ook de intensieve, economisch gedreven landbouw van karakter. Dat neemt niet weg dat die verschillende vormen van landbouw vaak ruimtelijk zijn gescheiden en ook in termen van doelstellingen en waarden bevinden ze zich in aparte werelden: de rationele, grootschalige geïndustrialiseerde landbouw versus de kleinschalige biologische landbouw. Zij bepleiten daarom een nieuwe vorm van landbouw: metropolitane landbouw.
In zijn inaugurele rede als lector Metropolitane Landbouw aan de Hogeschool Van Hall Larenstein, schetst dr.ir. Rik Eweg – overigens ook afkomstig van TransForum – drie strategieën om die verlammende tegenstelling te overbruggen en te komen tot een metropolitane landbouw in het stedelijk gebied die de verschillende vormen met elkaar verbindt.
De economisch gedreven landbouw zou zich moeten richten op duurzaam intensiveren door kringlopen te sluiten, bijvoorbeeld door het combineren van intensieve veehouderij met groenten onder glas. Een voorbeeld daarvan zijn de plannen voor Greenport Shanghai. Ook in eigen land zijn er plannen in die richting, zoals het Nieuwe Gemengde Bedrijf in het Limburgse Grubbenvorst, maar vanwege hun grootschaligheid stuiten die op verzet van omwonenden.
De ecologisch landbouw zou zich moeten richten op de behoeften van stedelingen aan producten met een verhaal en de bereidheid om daarvoor te betalen. Een succesvol voorbeeld daarvan is de winkelketen Marqt, een supermarkt voor biologische producten, voornamelijk afkomstig uit de directe omgeving. Een ander voorbeeld, niet-biologisch, zijn de Rondeeleieren, afkomstig van een diervriendelijke kippenstal. Dit jaar is er zelfs een mini-Rondeel gebouwd op de Zuidas in Amsterdam, waar mensen kunnen vergaderen en tegelijkertijd hun elektrische scooter kunnen opladen met duurzame stroom.
De sociaal-gedreven landbouw ten slotte zou kunnen aansluiten bij sociaal-culturele behoeften in de stad. Een voorbeeld daarvan is de Stichting Landzijde, die zo’n 150 boeren verenigt in Noord-Holland die professionele zorgarrangementen aanbieden aan ouderen, psychiatrische patiënten en/of drugsverslaafden.
Metropolitane landbouw is, aldus Eweg, het slim, ruimtelijk combineren van die verschillende vormen van landbouw, waardoor je in de uiteenlopende behoeften van de stedeling kunt voorzien en tegelijkertijd het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en infrastructuur optimaal kunt benutten.
Daarvoor moeten we wel naar een hoger schaalniveau dan stad en ommelanden, stellen Van Steekelenburg en Van Latesteijn. We moeten zelfs over de landsgrenzen heen kijken naar het niveau van de metropolitane superregio. In ons geval is dat ABC-Rijnland, waarbij ABC staat voor Amsterdam-Brussel-Cologne (Keulen), een regio die zeventig miljoen mensen telt en waarvan 70 % van het oppervlak in cultuur is gebracht. Met een straal van circa 300 km is het ook een gebied waar stad en platteland elkaar wederzijds beïnvloeden.
Intensiveren van de voedselproductie op de ene plek binnen de superregio schept mogelijkheden om elders in het gebied de landbouw te extensiveren voor bijvoorbeeld biologische of zorglandbouw, al dan niet in combinatie met behoud of herstel van het oorspronkelijke cultuurlandschap voor de recreatie. Intensiveren biedt ook de mogelijkheid landbouwgrond weer om te zetten in natuur en zo de verdringingsreeks van landschapsarchitect Sijmons te keren en toch de voedselstroom naar de stad op peil te houden.
Keer terug naar het dossier Deltasteden