Ja, misschien gaat straks juist door alle extra opslagcapaciteit dubbel zoveel wind en zonnestroom verloren door afschakeling als vandaag. En dat is is geen probleem, stelt columnist Thijs ten Brinck. 

Na jarenlang investeren in hernieuwbare energie is de elektriciteitsprijs nu sterk afhankelijk van het weer. Windparken op land en zee, daken en grasland vol zonnepanelen: bij elkaar produceren ze in piekuren meer dan Nederlandse bedrijven en huishoudens samen op krijgen. In 2024 waren er ruim 450 uren met negatieve elektriciteitsprijzen. Dit jaar is dat record alweer overtroffen.

Exporteren van het overaanbod is in theorie een oplossing, maar helpt in de praktijk weinig. West-Europa investeerde eensgezind in hernieuwbare energie en zit nu op zonnige, windrijke momenten ook collectief met een overaanbod aan wind en zonnestroom.

Als overtollige elektriciteit nergens heen kan, rest slechts één optie: afschakelen. Bij gebrek aan elektriciteitsvraag moeten windturbines en zonnepanelen op de rem. Naar schatting (zie energieopwek.nl) is vorig jaar drie miljard kilowattuur aan potentiële groene stroomproductie afgeschakeld. Dat is zo’n 5 procent van de ruim vijftig miljard kilowattuur die windturbines en zonnepanelen in 2024 leverden.

Twee jaar terug betoogde ik op deze plek dat dit afschakelen op zich geen punt is. Dat wind en zon regelmatig onze volledige elektriciteitsvraag dekken, is een mooie mijlpaal op zich. Zo lang wind en zonnestroom in de duizenden uren met positieve marktprijzen voldoende rendeert, blijft bijbouwen van windturbines en zonnepanelen lonen. Dat het aantal uren met een negatieve elektriciteitsprijs nog elk jaar oploopt, suggereert dat de pijngrens hier nog niet is bereikt.

Wel is het aantal uren met duurzaam overaanbod inmiddels groot genoeg om investeringen in energieopslag aan te jagen. Pieken in zonnestroom waaraan in de middag geen behoefte is, vloeien dankzij een accu na zonsondergang alsnog het net op. De voorheen boventallige kilowatturen drukken dan alsnog elektriciteitsproductie door kolen en gascentrales uit de markt. Top.

Een oplossing voor uren met negatieve elektriciteitsprijzen is het alleen niet. Juist omdat de exploitatie van wind en zonneparken dankzij de accu’s beter rendeert. Kilowatturen die voorheen door afschakelen verloren gingen, krijgen dankzij de accu’s nu toch een positieve marktwaarde.

Elke nieuwe accu vormt daarmee een extra prikkel om nieuwe windturbines en zonnepanelen te plaatsen. Die extra windturbines en zonnepanelen zijn op hun beurt weer een prikkel om in nieuwe accu’s te investeren. En zo voort. En zo voort. De groei in opslagcapaciteit loopt in deze cyclus altijd achter op de groei in overaanbod van wind en zonnestroom.

In de huidige situatie, met nauwelijks opslagcapaciteit, besloot de onzichtbare hand van de markt dat 5 procent afschakelen prima is. Stel dat dat percentage ook in de toekomst met accu’s acceptabel blijft. En stel dat de markt mede dankzij alle accu’s kans ziet om de opwek van wind en zonnestroom rendabel te verdubbelen tot honderd miljard kilowattuur per jaar. Dan gaat straks dubbel zoveel wind en zonnestroom verloren door afschakeling als vandaag.

Somber daar vooral niet om. Net zoals 5 procent van honderd miljard dubbel zoveel is als 5 procent van vijftig miljard, is 95 procent van honderd miljard ook dubbel zoveel als 95 procent van vijftig miljard. Dat zijn de nuttige kilowatturen die tellen. Alleen als we wind en zonnestroom soms afschakelen, kunnen we fossiele centrales voor altijd uitschakelen.

Tekst: Thijs ten Brinck, duurzaamheidsadviseur bij We-Boost Transitions en publicist op WattisDuurzaam.nl.
Beeld: Depositphotos