
Beter blazen
Mondstukspecialist Henk Rensink is met pensioen. Een opvolger is er helaas niet, daarom werkt hij aan een boek om zijn kennis en ervaring over te dragen. ‘Het mondstuk brengt de lucht in de juiste golfbeweging. Maar dan moeten de mond en het mondstuk wél goed samenwerken.’ En dat begint bij goed materiaal.
In september 2007 zat de beroemde Russische hoornist Stanivlav Tses uit Sint-Petersburg in de trein van Schiphol naar Rotterdam. Daar zou hij optreden met het World Orchestra for Peace, onder leiding van chefdirigent Valery Gergiev van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Een belangrijke gebeurtenis, waarbij ook koningin Beatrix aanwezig zou zijn. De reis was vermoeiend geweest. Tses’ ogen vielen dicht. Toen hij weer wakker werd, was zijn hoorn uit het bagagerek verdwenen.
Het is de favoriete anekdote van Henk Rensink, die dankzij het incident de dag erna de krant haalde. ‘Apeldoornse mondstukspecialist redt Russische hoornist’, kopte het Algemeen Dagblad.
Russen voor de deur
‘Een nieuwe hoorn was snel geregeld’, vertelt de inmiddels 79-jarige Rensink, ‘maar een zoektocht langs Randstedelijke muziekwinkels leverde geen geschikt mondstuk op.’ En dus kwam Tses bij Rensink terecht, de man uit Apeldoorn met de mondstukkenpraktijk. ‘Stonden er opeens twee Russen voor de deur, ik kon ze niet eens verstaan. Maar ik deed de gebruikelijke analyses en metingen, pakte een mondstuk uit mijn verzameling – en daarna viel hij me eerst om de hals en vertrok vervolgens onmiddellijk naar de generale repetitie.’ Het optreden, met Rensinks mondstuk, ging goed.
Mondstuk op recept
Het was niet de gebruikelijke methode van Rensink. Normaal gesproken kregen klanten die hun perfecte mondstuk hadden gevonden een briefje mee, een soort recept waarmee ze het bij een speciaalzaak of fabrikant konden bestellen. De grote collectie mondstukken in de praktijk van Rensink, van zowel bekende als onbekende merken, waren alleen bedoeld om uit te proberen.
‘Ik wilde onafhankelijk blijven’, zegt Rensink. ‘Er is me regelmatig aangeboden om exclusief voor een bepaald merk te gaan werken, maar daarvoor heb ik altijd bedankt.’
Rensink was – voor zover ons bekend – de eerste en enige mondstukspecialist van Nederland, en zijn werkveld strekte zich uit tot ver daarbuiten. ‘Mijn muziekleraar, een trombonist, gaf prima les maar had nooit antwoorden op mijn nieuwsgierige vragen’, vertelt hij. Rensink las daarom veel boeken, maar over mondstukken was eigenlijk nergens iets te vinden. ‘Dus ben ik de geschiedenis, ontwikkeling en werking van het mondstuk zelf maar gaan uitzoeken.’
Daarmee begon zijn carrière. Samen met Hans Boschma, docent fysiotherapie aan de Friese Academie, bracht Rensink in 1982 het boek Toonvorming uit. ‘En vervolgens heb ik een methode ontwikkeld om op basis van meetbare criteria te bepalen wat het juiste mondstuk is voor iemand. Zodat ik een mondstuk bij een individuele muzikant kan zoeken, in plaats van dat die muzikant maar gewoon wat moet uitproberen, zoals gebruikelijk was.'
Mondvorm en longinhoud
Om te beoordelen welk mondstuk bij iemand past, kijkt Rensink naar de lippen, de vorm van het gebit, de symmetrie van de mond en de longinhoud van de klant. ‘Het mondstuk brengt de lucht in de juiste golfbeweging. Maar dan moeten de mond en het mondstuk wél goed samenwerken.’
Wie zachte lippen heeft, moet geen mondstuk met een dunne rand nemen, legt Rensink uit. ‘Dat drukt zo hard op de lippen dat het de doorbloeding verhindert, waardoor de lipspieren uiteindelijk verzuren’. De diameter van de cup moet passen bij de gebitscurve: een breed mondstuk is niet geschikt voor een smal, bol gebit omdat de lucht dan zijdelings ontsnapt.
De vorm van het mondstuk moet worden afgestemd op karakteristieken als overbite, onderbite en of de mond wellicht scheef is. ‘Een deel van de meetapparatuur die ik daarvoor gebruik, heb ik zelf ontwikkeld’, zegt Rensink. ‘Daarbij was het handig dat ik een achtergrond als werktuigbouwkundige had.’
Bijzondere plekken
Het duurde even voor Rensink voet aan de grond kreeg, maar uiteindelijk had hij een bloeiende praktijk aan huis, die hij runde samen met zijn vrouw Tine. Tevens reisden ze met hun collectie mondstukken naar het buitenland, waar ze tijdelijke praktijken hadden bij conservatoria, muziekscholen en -winkels. ‘We kwamen op bijzondere plekken, het was een geweldige tijd.’
Rensink’s klanten kwamen uit alle hoeken van de wereld: van Zweden tot Namibië, en van Sint-Petersburg tot New York. Het mooiste aan zijn werk vond hij de blijdschap van mensen die dankzij een aangemeten mondstuk langer konden doorgaan met muziek maken.
Zoals solo-hoboïst Pieter Goudriaan die hem schreef: ‘Als jij er niet was geweest, had ik op deze leeftijd niet nog een cd kunnen maken.’ Of de mensen die de ramp met het vliegtuig de Hercules in Eindhoven overleefden. ‘In dat vliegtuig zat een heel blaasorkest van defensie. Defensie wilde de mensen die nog konden spelen tot hun pensioen in dienst houden, en wegens de beschadigingen in hun gezicht waren goed aangemeten mondstukken extra belangrijk.’
Opvolger
Momenteel werkt Rensink aan een boek om al zijn opgedane kennis en ervaringen door te geven. ‘Mijn ogen laten me langzaam maar zeker in de steek, ik hoop dat ik het op tijd af krijg.’ Nog harder hoopt hij op een opvolger. ‘In de muziekwereld heerst de overtuiging dat goed spelen alleen afhangt van talent en veel studeren’, zegt Rensink. ‘In de sportwereld is er veel meer aandacht voor materiaal.’
Zelfs een echt goed blaasinstrument heeft meestal een standaard mondstuk, zegt Rensink. ‘Vaak gaan mensen pas op zoek naar iets anders als ze spaaklopen – omdat ze last van hun mond krijgen, of de juiste toon niet meer kunnen treffen. Mijn boodschap is: begín nou eens bij dat materiaal. Anders speel je met een handicap, dan doe je jezelf tekort.’
Dit artikel verscheen eerder in de editie juni 2025 van De Ingenieur.
Openingsfoto: Henk Rensink







