Het concept ‘efficiëntie’ staat maatschappelijk hoog aangeschreven. Maar waar komt dat eigenlijk vandaan, vroeg universitair docent Peter Rodenburg zich af. Zijn zoektocht bracht hem bij een groepje ingenieurs uit Delft.

Onlangs verscheen het boek Pioniers van Efficiëntiedenken, over een groep Delftse ingenieurs die in de ban raakte van het concept ‘efficiëntie’. Auteur van het boek is Peter Rodenburg, universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij bij de opleiding Europese studies economie doceert en geschiedenis van Europese monetaire integratie. Voor de eigen podcastreeks Helder! ging De Ingenieur met Rodenburg in gesprek. Een fragment uit dat gesprek leest u hier.

Efficiëntie-ingenieurs: wat zijn dat?
‘Dat zijn ingenieurs die zich specialiseerden in het verhogen van de industriële en productieve efficiëntie in bedrijven en zo probeerden de kosten te verminderen en de schaal te vergroten. De term verwijst naar een groep die dit concept in de eerste helft van de vorige eeuw omarmde en breed wist te verspreiden. Hun invloed, zo betoog ik in mijn boek, laat zich nog steeds voelen.’

Hoe kwam u erbij dit onderwerp te bestuderen?
‘Ik verbaasde me enigszins over het moderne efficiëntiedenken. Het idee dat alles maar sneller en korter moet, en nergens meer tijd voor is. Dat de huisarts vijf minuten per patiënt heeft, dat de thuishulp binnen twintig minuten weg moet en niet meer even kan blijven voor een kop koffie. Ik begon me af te vragen: waar komt dat vandaan? Hoe komt dat? We zijn zo ontzettend rijk, maar er is geen tijd voor een goed gesprek met een dokter.’

Luister de aflevering van HELDER! met Peter Rodenburg hier

De ingenieurs zagen zichzelf als een soort bemiddelaar in een klassenstrijd

Robert Rodenburgauteur 'Efficiëntiedenkers'

En toen kwam u uit bij ingenieurs.
‘Ja. Dat verbaasde me heel erg. Zelf heb ik in een ver verleden hts-werktuigbouwkunde gedaan. Ingenieurs konden toch niet zulke slavendrijvers zijn, alleen maar gericht op verhoging van de productie? Naarmate ik daarover vervolgens meer ging lezen, begon ik het beter te begrijpen.’

Wat las u allemaal?
‘De Delftse ingenieurs die het efficiëntiedenken hier in de eerste helft van de vorige eeuw verspreidden, zagen efficiëntieverhoging nadrukkelijk als een vorm van sociale hervorming. Het waren sociaal gedreven mensen die efficiëntieverhoging niet zozeer beschouwden als een manier om de industrie concurrerender te maken, maar juist een breder sociaal doel nastreefden. Efficiëntie zou massaproductie mogelijk maken, daarmee zouden de productiekosten omlaag gaan en daarmee ook de kosten voor het levensonderhoud.’

Het idee van volksverheffing?
‘Heel duidelijk. De ingenieurs zagen zichzelf als een soort bemiddelaar in een klassenstrijd. Als we nou de taart groter maken, dan profiteert iedereen ervan, was hun idee. De bestuurlijke en zakelijke elite in die tijd had van technische zaken geen kaas gegeten. Ze begrepen niet hoe techniek en technisch denken in de samenleving konden worden ingezet. Maar die ingenieurs zeiden: Wij weten hoe het moet, laat ons de economie en de bedrijven maar runnen. Wij doen het beter.’

Ingenieursdenken en ingenieursmethoden veroverden de samenleving

Peter Rodenburgdocent UvA

De latere premier Abraham Kuyper moest daar niets van hebben. Als minister van Binnenlandse Zaken zei hij: Ingenieurs, houd je bij je leest!
‘Maar intussen kwam de samenleving steeds meer voor technologische vraagstukken te staan. Neem de elektrificatie van Nederland. Wie weet hoe je een elektriciteitsnet aanlegt? Nou, Abraham Kuyper in ieder geval niet en ook de andere veelal juridisch geschoolde politici en beleidsmakers hadden geen idee. De enige die hier een antwoord op hadden, waren de ingenieurs. Nieuwe technologieën en nieuwe mogelijkheden maakten de samenleving steeds complexer. Alleen ingenieurs waren in staat die nieuwe mogelijkheden maatschappelijk in te zetten. Daarmee eisten ze automatisch een steeds hogere positie op in de samenleving. Ingenieursdenken en ingenieursmethoden veroverden de samenleving.’

Wat typeert dat ‘ingenieursdenken’?
‘Toen ik aan het boek begon, had ik dat eigenlijk ook niet scherp, terwijl ik de term best vaak gebruikte. Op zoek naar een definitie ben ik de wetenschappelijke literatuur ingedoken. Uit onderzoek blijkt dat ingenieurs toch echt anders denken dan bijvoorbeeld kunstenaars. Waar die laatste groep associatief denkt, daar denken ingenieurs vooral heel rationeel, ze denken meer in mechanismen. Een ander element is dat het ze altijd te doen is om het zoeken naar een oplossing: er is een probleem en ze verzinnen er een oplossing daarvan. Daar gaan ze vervolgens aan testen en meten, waarna er aanpassingen volgen. De ingenieursmethode is daarmee bij uitstek iteratief van aard: het is een empirisch proces van testen, meten, testen en aanpassingen doen, totdat de optimale oplossing er ligt.’

 

Foto: Universiteit van Amsterdam