Het woningtekort is schrijvend, de bouwopgave enorm. Laten we daarom alles doen om een biobased bouwindustrie op te bouwen, schrijft gastcolumnist Jan Kadijk van de Dutch Green Building Council. 

We hebben in Nederland een forse woningbouwopgave van misschien wel een miljoen woningen. Wat voor woningen worden dat? Aannemer Joost mag het weten.

Met de huidige prijzen van bouwmaterialen en een traditionele bouwsector (waar innovatie meer evolutie dan revolutie is) worden de woningen vooral zo goedkoop mogelijk en on site met veel beton, veel CO2 en veel stikstof uit de grond gestampt. Natuurlijk zijn er berekeningen voor milieu-impact, energieprestatie en stikstofdepositie aan de orde voordat er gebouwd mag worden. Op papier worden die normen netjes gehaald. Maar deze papieren lat daagt onvoldoende uit om te doen wat echt nodig is.


Ecologische voetafdruk

En er is heel veel nodig. Het wedstrijdje CO2-reductie is letterlijk de belangrijkste wedstrijd van ons leven. We moeten dingen radicaal omgooien, ook in de bouw. Andere bouwmethoden, andere materialen, andere logistiek, andere processen op de bouwplaats. Over de CO2-vriendelijke eigenschappen van biobased materialen is al veel bekend en biomaterialen zijn vanuit CO2-oogpunt een veel betere optie dan de traditionele bouwwijze.

Die kennis werkt nog niet op volle kracht door in bestaande duurzaamheidsmeetinstrumenten. Gelukkig wordt daar nu door velen een punt van gemaakt, onder andere via een helder manifest dat veel bijval krijgt. Zodra de ecologische voetafdruk van CO2-uitstotend materiaal in de prijs doorwerkt – en dat zit er aan te komen – ontstaat er ook economisch een nieuw argument voor biomaterialen. Maar zo ver is het nu nog niet, het is nog een tikje duurder. Hier komt dus visie en overtuiging om de hoek kijken van de opdrachtgevers voor die duizenden woningen.

We moeten dingen radicaal omgooien, ook in de bouw.

In de huidige bouwmaterialenstroom zijn biomaterialen met één procent een minimale factor. Hier is het bekende kip-ei-vraagstuk aan de orde. Zonder aanbod heeft vragen geen zin en zonder vraag komt er geen aanbod. Laten we daarom beginnen met het beter organiseren van de vraag.

Overheden, corporaties en ontwikkelaars met een duurzame langetermijnvisie, verenigt u! Plan, tender en teken de woningen die zo hard nodig zijn, maar stuur daarbij op materialen die koolstof vastleggen in plaats van uitstoten. Denk en investeer mee in de hele keten die nodig is om dit van de grond te krijgen. Leg de kiem voor een nieuwe biobased bouwindustrie en trek de bijbehorende werkgelegenheid, kennis en innovatie je eigen bedrijf, je eigen regio binnen.


Wood Valley

Ronkende economische profilering à la Energy Valley (Groningen), Robo Valley (Delft) en Food Valley (Wageningen) blijkt vaak bevorderlijk bij het realiseren van ambities. Het is nu dus tijd voor een Wood Valley: een regio waarin productiebossen, verwerkende industrie, kennisontwikkeling, productinnovaties en biobased bouwen hand in hand gaan.

De eerste tijd zullen we zijn aangewezen op importhout, maar op termijn kan dat natuurlijk best lokaal worden geoogst. Met andere biobased grondstoffen – bijvoorbeeld reststromen uit land en tuinbouw – kunnen we morgen beginnen.

Maar waar dan? Laten we die Wood Valley vanaf de Brabantse Bossen maar doortrekken naar de Friese Wouden. In die strook staan nu al de meeste bossen, er is minder ruimtedruk en het ligt ook nog eens boven NAP. Het begin is er, laten we nu doorpakken. Wood Valley, wie durft?


Auteur Jan Kadijk is kennis- en innovatiemanager van de Dutch Green Building Council (DGBC).
Foto: Depositphotos

 

Jan Kadijk, Kennis- en Innovatiemanager Dutch Green Building Council (DGBC).