Werk langs de waterkant
De grootste ingrepen voor de bescherming van onze delta zijn de komende decennia te verwachten in het rivierengebied. De dijken zijn zwakker dan gedacht en ze moeten aan een strengere norm voldoen. Daar komt nog bij dat de aanvoer van Rijn en Maas door klimaatverandering toeneemt. ‘Het rivierengebied is met de oude normen flink onderverzekerd.’
Hoogwater bj Opijnen, hoogwater 1995 foto jan Bouwhuis
Het is een veelgehoorde wijsheid in de waterbouw: in een delta is het werk nooit af. Het rivierengebied maakt die uitspraak in ieder geval meer dan waar. Want terwijl de machines nog aan het graven zijn in het kader van het grootschalige programma Ruimte voor de Rivier, staat het gebied in het nieuwe Deltaprogramma, dat komende Prinsjesdag wordt gepresenteerd, bovenaan de prioriteitenlijst.
Was het Ruimte voor de Rivier-programma, dat een bedrag van 2,3 miljard euro en 34 projecten omvatte, dan niet goed genoeg? ‘Je moet het plaatsen in zijn tijd’, zegt dr. Ralph Schielen, specialist Riviermanagement van het Deltaprogramma. ‘Ruimte voor de Rivier was een reactie op de extreme waterstanden in de jaren 1993-1995. Daaruit werd geconcludeerd dat we moesten rekenen met een hogere maatgevende afvoer van Rijn en Maas, die zou leiden tot een waterstandsverhoging van 20 tot 40 cm. Er is toen besloten dat te voorkomen door de rivier extra ruimte te geven.’ Nu is het gebied opnieuw aan zet, zelfs met een drieslag.
De eerste extra slag heeft te maken met de huidige sterkte van de dijken. Bij de plannenmakerij voor Ruimte voor de Rivier waren de inzichten simpelweg nog niet zo ver als nu, vijftien jaar later. Toen keek men vooral naar de kans dat het water over de dijk zou komen. ‘Gebleken is dat de hoogste waterstand niet het enige is dat telt. Ook als het water minder hoog staat, kan een dijk falen’, zegt prof.dr.ir. Bas Jonkman, hoogleraar Integrale Waterbouwkunde aan de TU Delft. Hij doelt op wat wel wordt genoemd piping of onderloopsheid, het uitspoelen van zand uit de bodem op de grenslaag met de dijk, waardoor deze kan bezwijken. Dit verschijnsel treedt vooral op bij kleidijken op een zandondergrond, die met name in het rivierengebied zijn te vinden.
Sloop van een dijkwoning.
Uit recente verkenningen naar de sterkte van de rivierdijken in het kader van het project Veiligheid van Nederland in Kaart komt een weinig rooskleurig beeld naar voren: de faalkans blijkt aanzienlijk groter dan gedacht. Zo is die voor het Land van Maas en Waal 1:300 en langs hele stukken van de IJssel 1:100. Alleen de Bommelerwaard komt met 1:1200 in de buurt van de oude norm van 1:1250 (de verkenningen van de andere riviergebieden zijn nog niet beschikbaar). Het Waterschap Rivierenland concludeerde na een toetsingsronde eind vorig jaar dat van de 550 km keringen in zijn gebied 200 km niet aan de norm voldoet.
De tweede slag die de rivierdijken moeten maken, is een gevolg van de klimaatverandering. De scenario’s van het KNMI leiden tot een maatgevende afvoer van de Rijn en Maas van respectievelijk 18 000 en 4600 m³/s in 2100, dat is 2000 en 800 m³/s meer dan waar nu mee wordt gerekend. ‘Dijkversterking en rivierverruiming zijn beide geschikt om de waterveiligheid te vergroten, met eigen voordelen en mogelijkheden’, geeft Schielen van het Deltaprogramma aan. ‘Het is aan de regio’s om de klimaatopgave al dan niet met extra ruimte op te lossen. Indertijd is bij het Ruimte voor de Rivier-programma al verkend dat die ruimte beschikbaar is. Sommige maatregelen die nu zijn getroffen, zoals in de Waal bij Nijmegen en in de IJssel bij Veessen-Wapenveld, hielden al rekening met die hogere afvoer.’ De rivierprovincie Gelderland is al redelijk ver met haar plannen en mikt, naast het op orde brengen van de dijken, vooral op vooral op ruimtelijke maatregelen (zie kader ‘WaalWeelde’).
De derde slag is een veel strengere norm voor de dijken. ‘Dat is een rechtstreeks gevolg van de nieuwe systematiek waarin we rekening houden met de toegenomen aantallen inwoners en economische waarde’, licht Schielen toe. ‘Je zou kunnen zeggen dat het rivierengebied met de oude normen flink was onderverzekerd.’ De nieuwe norm laat zich lastig vergelijken met de oude vanwege de veranderde systematiek, maar duidelijk is wel dat de sterkte van de dijken in het rivierengebied flink moet worden aangepakt.
Wat dat voor de dijken gaat betekenen, is volgens Schielen nog onderwerp van studie. ‘Hoger hoeft in het algemeen niet, wel sterker en dus breder of op een andere manier.’ Het hoofdaccent ligt daarbij op het tegengaan van piping. ‘Overslag, wanneer het water de kruin bereikt, dat zie je in het rivierengebied wel aankomen. Van piping weet je echter veel minder zeker wanneer het komt. Vooral dat risico willen we terugdringen.’
Wellen achter de IJssel, hoogwater 1993. foto Dico van Ooijen
Hoogleraar Jonkman, die al lange tijd aandacht vraagt voor de sterkte van de dijken langs de rivieren, laat een opmerkelijk geluid horen over de nieuwe normering. ‘Als we daaraan op de traditionele manier willen voldoen door het verhogen en verbreden van de berm van de dijk, dan is dat een recept voor ellende met de bewoners. We zouden dan voor alle dijken in de Betuwe een zone van 150 m moeten vrijmaken. Dat krijgen de waterschappen nooit voor elkaar.’ Zijn pleidooi is dan ook: het is al mooi als het lukt om de veiligheidsniveaus omhoog te schroeven, bijvoorbeeld met een factor tien ten opzichte van de huidige situatie. ‘Het heeft geen zin om normen te hanteren die te ver af staan van de maatschappelijke haalbaarheid.’
Jonkman wijst daarbij op het belang van andere manieren om rivierdijken te versterken. ‘Nu pakken we dijkvakken stuksgewijs aan en maken daar dan een afzonderlijk project van. Straks hebben we een opgave waarbij honderden kilometers rivierdijk moeten worden aangepakt. Dat vereist een meer industriële manier van denken, met standaardoplossingen die sneller zijn te realiseren.’ Ook de manier van dijkversterking verdient aandacht. ‘Met diepwanden of kwelschermen bereik je veel, maar dat is over de hele lengte van de Betuwe moeilijk betaalbaar. Er zijn proeven met geotextiel dat piping zouden kunnen weerstaan. Kijk ook naar wat het buitenland doet, bijvoorbeeld het gebruik van ontlastingsputten die een deel van de waterspanning op de dijk weghalen. We moeten veel meer doen aan nieuwe methoden van dijkversterking.’
Lees ook over innovatieve methoden van dijkversterking.