Waar blijft het beleid voor het verbeteren van de waterkwaliteit?
De kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater is ver onder de maat. Dat vraagt om nieuw, gericht beleid, stelt Martijn Verwoerd van Bouwend Nederland.
De laatste jaren leven we in Nederland van crisis naar crisis. Stikstof, toeslagen, aardbevingen en PFAS, om er maar een paar te noemen. Volgens vele krantenkoppen komt daar binnenkort een crisis bij: de waterkwaliteitscrisis. De kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet in 2027 voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. Bij voortzetting van het huidige beleid gaan we die doelen op veel plekken niet halen.
Maar misschien biedt waterkwaliteit het kabinet de kans om te laten zien dat niet iedere potentiële crisis een daadwerkelijke crisis hoeft te worden. Minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat kan, samen met zijn relevante collega’s, laten zien dat het kabinet vooruitkijkt en daadkracht toont om een crisis af te wenden. Regeren is vooruitzien, immers.
In mijn ogen kan het kabinet voor het terugdringen van overschrijdingen van normen voor chemische stoffen in het water twee koersen kiezen: generiek beleid of specifiek beleid. Beide hebben voor- en nadelen. Met generiek beleid voor bepaalde stoffen verbetert de waterkwaliteit overal, ook op plekken waar de norm voor die specifieke stof misschien helemaal niet overschreden werd.
Ingenieurs kunnen helpen Nederland een stukje mooier en toekomstbestendiger te maken
Maar water dat schoner is dan de norm, daar kan niemand tegen zijn toch? Bovendien zal dat ook positief doorwerken in andere dossiers, zoals natuurherstel. Anderzijds kan generiek beleid totmeer maatschappelijke onrust leiden. Generieke lagere normen voor het gebruik van kunstmest bijvoorbeeld, waardoor boeren zich (weer) gedupeerd kunnen voelen.
Specifiek beleid om normoverschrijdingen van chemische stoffen in bepaalde wateren terug te dringen vraagt meer voorwerk. In dit geval brengt het kabinet per waterweg in kaart voor welke stoffen de normen worden overschreden én wie die stoffen in dat specifieke water brengt.
Vervolgens wordt samen met de uitstotende partij besloten hoe de emissie omlaag wordt gebracht zodat in 2027 aan de norm wordt voldaan. In een aantal gevallen zal dit vragen om innovatieve oplossingen.
Uit de rechtspraak over innovatieve stalsystemen weten we inmiddels dat de effectiviteit van innovatie in de praktijk moet worden bewezen. Lukt dat niet, dan is het zoeken naar een andere oplossing.
Maar met alleen beleid voor chemische stoffen zijn we er nog niet. Voor het vaststellen van de waterkwaliteit zijn ook biologische factoren van belang. Denk daarbij aan de visstand en waterplanten. De afgelopen eeuwen zijn we in Nederland vooral bezig geweest met snelle en efficiënte afvoer van water.
Inmiddels weten we dat het zeker voor de biologische kwaliteit van water goed is om kanalen en rivieren meer te laten meanderen. Ook andere hydrologische maatregelen kunnen bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit.
Verder komt watertemperatuur steeds meer in beeld als belangrijke factor voor de biologische waterkwaliteit. Het is niet ondenkbaar dat we de komende jaren slimme oplossingen moeten vinden om koelwater van fabrieken eerst te koelen voordat het op oppervlaktewater mag worden geloosd. Daarbij zullen landbouw en industrie ook zorgvuldiger en beperkter moeten omgaan met grondwateronttrekkingen, omdat de droogte in Nederland op veel plekken toeneemt.
Kortom, de opgave is groot. Maar met verstandige keuzen en meedenken met bovenstaande opgaven kunnen bijvoorbeeld ingenieurs niet alleen een crisis afwenden, maar vooral Nederland een stukje mooier en toekomstbestendiger maken.
Tekst: Martijn Verwoerd, beleidsadviseur publiekrecht bij Bouwend Nederland
Foto: Depositphotos