Voorman 4TU-centrum: Techniekgeschiedenis ontsluiert toekomstperspectieven
Door de expertise op het gebied van de techniekgeschiedenis te bundelen, hopen de vier technische universiteiten de ingenieurs van nu te helpen toekomstige transities vorm te geven. ‘Wie de toekomst wil verbeelden, grijpt al gauw naar het verleden’, zegt wetenschappelijk directeur Erik van der Vleuten.
Welke rol speelde techniek in de grote maatschappelijke veranderingen in de afgelopen twee eeuwen? Dat is een van de centrale vragen waarop het nieuwe 4TU.History of Technology centre zich richt.
Het centrum is begin dit jaar stilletjes van start gegaan. De vier technische universiteiten brengen er hun kennis en expertise op het vakgebied techniekgeschiedenis samen, met als doel om studenten, ingenieurs en het bredere publiek meer inzicht te geven in de maatschappelijke betekenis van techniek en ingenieurs gedurende de afgelopen eeuwen. Dat historische besef moet dan weer helpen om richting te kiezen voor de toekomst.
Ambitieuze projecten
Wetenschappelijk directeur van het nieuwe centrum is Erik van der Vleuten, hoogleraar Techniekgeschiedenis van de Technische Universiteit Eindhoven en directeur van het TU/e History Lab. De komst van het centrum is hard nodig, legt hij uit.
Tot in de jaren negentig was er een periode waarin de technische universiteiten en andere partijen, met ingenieursvereniging KIVI als een van de aanjagers, samenwerkten op het gebied van techniekgeschiedenis. Het was de tijd van de grote, ambitieuze projecten, zoals de boekenreeksen over de geschiedenis van de techniek in Nederland in de negentiende en twintigste eeuw - bij elkaar dertien dikke delen.
‘Daarna werd het mode om kernactiviteiten op één specifieke plek te concentreren’, zegt Van der Vleuten. ‘Techniekgeschiedenis belandde in Eindhoven.’
4TU.centres
4TU, het overkoepelende netwerk van de universiteiten van Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen, telt inmiddels elf zogenoemde centres: netwerkorganisaties die zich bezighouden met een centraal thema, elk met een eigen wetenschappelijke directeur. Behalve voor techniekgeschiedenis bestaan er centres voor onder meer gebouwde omgeving, energie, gezondheid en ethiek & technologie.
Waar komt het ingenieursberoep vandaan?
De TU/e greep die kans met beide handen aan. De onderzoeksgroep groeide er snel en profileerde zich met name ook in het buitenland sterk. ‘We zijn internationaal een heel sterke groep, maar de nationale samenwerking zijn we uit het oog verloren.’ Het nieuwe centrum moet dat weer goedmaken.
De focus op onderzoek en de concentratie in Eindhoven schaadde bovendien het onderwijs in de techniekgeschiedenis aan de andere technische universiteiten. ‘Aan alle TU’s moet je onderwijs kunnen aanbieden over vragen als: Waar komt het ingenieursberoep vandaan en waar gaat het naartoe? Die brede reflectie op het eigen vak en op de techniek raakte de afgelopen decennia op de achtergrond.’
Maatschappelijke discussies
Al vervulde de TU/e de afgelopen jaren de sleutelrol op het gebied van de internationale techniekgeschiedenis, dat wil niet zeggen dat er op de andere TU’s niets gebeurde, benadrukt Van der Vleuten. ‘Het vak is gefragmenteerd geraakt. Overal zitten groepen en groepjes met een eigen focus, van de geschiedenis van de gebouwde omgeving tot landbouwgeschiedenis. Die brengen we nu bij elkaar.’
Dat schept ruimte voor grotere, fundamentele discussies, zegt Van der Vleuten, over vragen als: wat is de maatschappelijke rol van techniek en wat hebben ingenieurs te betekenen in de grote, technisch-maatschappelijke transities van nu?’
Historische verhaallijnen
Hoewel het centrum uitgaat van 4TU en de vier technische universiteiten leidend zijn op het gebied van technisch-wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, moet het een open organisatie worden. ‘Op andere universiteiten en hogescholen is zeker ook relevante kennis aanwezig. Wij willen die graag betrekken in bredere discussies over techniek en maatschappij in langetermijnperspectief.’
Ondanks de academische achtergrond richt het centrum zich ook nadrukkelijk op de maatschappij. De onderzoekers, zo is de bedoeling, gaan transdisciplinair samenwerken met zo veel mogelijk maatschappelijke partners – van KIVI en de vorig jaar opgerichte Netherlands Academy of Engineering tot ngo’s, bedrijven en beleidsmakers.
Dat biedt meerdere kansen, zegt Van der Vleuten. ‘Enerzijds krijgen we door het gesprek aan te gaan met veel partijen oog voor een breder scala aan historische verhaallijnen, die we vervolgens kunnen uitdiepen. Een rijkere geschiedenis dus. Anderzijds bestuderen we of en hoe die dialoog en de opgedane historische inzichten ook wat in beweging zetten bij die maatschappelijke partners: het zogenoemde actionable history.’
Inspirerende voorbeelden
Relaties tussen verleden en toekomst zijn interessant en relevant, omdat de manier waarop we over de toekomst denken vaak samenhangt met onze visie op het verleden, zegt Van der Vleuten. ‘We zetten ons tegen dat verleden af of gaan er juist op zoek naar inspirerende voorbeelden. Zo verankeren we onze visie op de toekomst vaak met een les uit het verleden. Met dat soort mechanismen gaan we aan de slag.’
Dat vraagt ook van het vak techniekgeschiedenis dat het zich steeds opnieuw uitvindt. Het verleden is immers zo rijk, dat telkens opnieuw de vraag moet worden gesteld welke historische lijnen relevant zijn. ‘Geschiedenisboeken, in de regel door alfa’s geschreven, wekken steevast de indruk dat politieke keuzen de grootste maatschappelijke gevolgen hebben’, zegt Van der Vleuten. ‘Maar de gevolgen van technologie zijn vaak veel ingrijpender.’
Dynamisch proces
Sinds het begin van het civiele ingenieurschap grofweg twee eeuwen geleden, draait het in het vak om het aanpakken van maatschappelijke opgaven. Daarbij zouden technologische oplossingen liefst geen nieuwe problemen moeten veroorzaken. Op dat gebied ging het regelmatig mis en daar is in de ingenieurswereld veel over nagedacht.
In de toekomst is dat niet anders. In het huidige decennium gelden de duurzaamheids- en digitale transities als de grote thema’s. Om die goed te kunnen aanpakken, zegt Van der Vleuten, is een veelzijdig verhaal nodig, waarin de perspectieven van relevante groepen worden meegenomen. ‘Er is een politiek verhaal, gekenmerkt door beloften of juist angsten; maar zo’n verhaal leidt vaak tot cycli van torenhoge verwachtingen en diepe teleurstellingen.’
Geschiedenis als trechter
Een meer omvattende kijk op het verleden kan daar uitkomst bieden. ‘Wie de toekomst wil verbeelden, grijpt immers al gauw naar het verleden. Geschiedenis kan als een trechter selectief verledens en de daarin besloten toekomstperspectieven zichtbaar maken.’ Daaruit volgt dat een ruimere kijk op het verleden tevens een groter palet aan toekomstperspectieven en handelingsopties kan onthullen.
Intussen blijft de ontwikkeling van techniek en maatschappij een dynamisch proces, zegt Van der Vleuten. ‘Eigenlijk is het maar een raar en kunstmatig onderscheid: dit is het heden, alles tot nu toe noemen we het verleden en wat er komen gaat noemen we de toekomst. En dit alles wordt bestudeerd door verschillende wetenschapsgebieden. Beter kijken we over die grenzen van heden, verleden en toekomst heen. Want zonder elkaar kunnen ze niet bestaan.’
Foto: TU Eindhoven