Stabieler vliegen dankzij knikkende vleugels
Door hun vleugels licht te knikken, blijven meeuwen stabiel in veranderende windomstandigheden. Een simpel mechanisme waar vliegtuigbouwers nog wat van kunnen leren, zeggen onderzoekers aan de University of British Columbia die de vliegtechniek van de vogels bekeken.
Al veel langer is bekend dat vogels de vorm van hun vleugel in de vlucht veranderen. Volgens zoöloog Douglas Altshuler van de University of British Columbia was echter niet eerder aangetoond hoe dat vervormen van de vleugel tot grotere stabiliteit leidt. De onderzoeksresultaten zijn donderdag gepubliceerd in de Journal of the Royal Society Interface.
Zijn vakgroep richtte zich op de Beringmeeuw (Larus glaucescens). Als de wind aantrekt en de windstoten heviger worden, dan buigt hij zijn ellebogen, waardoor de vleugel onder een hoek komt te staan. De vlucht wordt daarmee minder stabiel, maar de vogel kan zo wel blijven manoeuvreren bij de toegenomen windkracht: hij krijgt meer controle over zijn beweging.
Windtunnel
Om de stabiliteit van de verschillende vleugelconfiguraties te testen, maakten Altshuler en mede-onderzoeker Christina Harvey gebruik van een windtunnel. Ook observeerden ze meeuwen in het wild.
Volgens de onderzoekers kunnen vliegtuigbouwers hun voordeel doen met de bevindingen. 'Met een relatief eenvoudig, op vogelvleugels geïnspireerd, flexibel scharnierpunt in de vleugels zouden vliegtuigen ook beter kunnen omgaan met wisselende windomstandigheden', zegt Altshuler in een persbericht van zijn universiteit. Zeker voor onbemande toestellen zou een dergelijke ontwerpaanpassing relatief eenvoudig te realiseren zijn, terwijl die het vliegvermogen sterk zal vergroten, stellen de onderzoekers in hun publicatie.
Gebroeders Wright
'De gebroeders Wright waren niet de eersten die in staat waren een vliegtuig te bouwen dat in de lucht kon blijven. Wel konden ze als eersten een toestel in de lucht controleren en stabiel houden', zegt Harvey, nu werkzaam voor de University of Michigan. 'Ook voor vogels geldt dat simpelweg in de lucht blijven niet genoeg is. Ze moeten hun vlucht kunnen controleren en stabiliseren om succesvol te kunnen foerageren in hun leefgebied.'
Foto's: Christina Harvey, University of British Columbia, University of Michigan