Zolang beleid en uitvoering niet als gelijkwaardig worden gezien, wordt het niets met het aanpakken van de grote maatschappelijke opgaven. Dat stelt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in een recent verschenen advies. En ingenieurs mogen best wat vaker met de vuist op tafel slaan.


Of het nu gaat om stedelijke verdichting, de kaderrichtlijn water of wind op land: plannen zijn er genoeg, maar van tijdige realisatie komt vaak weinig tot niets. Een gevolg is dat steeds vaker het woord ‘crisis’ valt. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), die de regering en het parlement adviseert over zaken die de fysieke leefomgeving betreffen, besloot te onderzoeken wat de uitvoeringspraktijk zo weerbarstig maakt. Dat resulteerde eind december in het advies De uitvoering aan zet.


Waar loopt de uitvoering spaak?

De oorzaken zijn divers, stelt de Rli vast. ‘We hebben tien beleidsdoelen genomen en voor elk daarvan vanuit de uitvoering onderzocht waar het spaak loopt’, licht raadslid Jeanet van Antwerpen toe.

De onderzoekers spraken met beleids­makers en overheden, maar ook met de uitvoerders: van waterbouwers en bouwkundig ingenieurs tot landschapsarchitecten. Op basis van die gesprekken wezen de onderzoekers vervolgens vijf factoren aan die de praktische uitvoering van voorgenomen beleid belemmeren. 

Beleidsdoelen zijn niet consequent en kunnen elkaar zelfs tegenwerken

Een ervan heeft te maken met de ‘stapeling van beleid’, zegt Van Antwerpen. ‘Die is de afgelopen jaren toegenomen, wat de complexiteit heeft vergroot. Beleidsdoelen zijn daarbij niet altijd consistent: ze kunnen elkaar zelfs tegenwerken.’

Maar ook andere factoren spelen een rol, van de structurele schaarste aan menskracht, gebrekkige financiering en organisatie van de uitvoering tot ‘handelingsverlegenheid’, waarbij alle betrokken partijen naar de ander kijken en niemand echt stappen durft te zetten.


Beleid en uitvoering als gelijkwaardig beschouwen

Volgens de Rli is het zaak om het primaat niet langer bij de beleidsmakers te laten, maar de relatie tussen beleid en uitvoering gelijkwaardig te maken. Dat vereist niet zozeer een structuur-, maar eerder een cultuurverandering, zegt Van Antwerpen. ‘Zijn de beleidsmakers bereid aan tafel te zitten met de uitvoeringspartijen, om te horen hoe het werkelijk zit?’

Het wreekt zich dat het beleid veelal wordt gemaakt door managers en dat de vakmensen uit de politiek en de top van de ambtenarij zijn verdwenen. ‘De figuurlijke afstand van de praktijk tot Den Haag is heel groot geworden’, zegt Van Antwerpen. ‘En doordat veel van de beleidsvoornemens nooit worden waargemaakt, loopt het vertrouwen onder burgers in de politiek alleen maar verder terug.’


Ingenieurs: sla met de vuist op tafel!

Hoewel de Rli adviseert aan de regering, kan het advies van de raad zeker ook nuttig zijn voor de gemeenschap van ingenieurs.

‘Ingenieurs mogen echt wat minder bescheiden zijn en als gelijkwaardige hun plek aan de tafel opeisen, naast de beleidsmakers en met de andere uitvoeringspartijen’, zegt Van Antwerpen. ‘Juist ingenieurs kunnen immers uitstekend aangeven of bepaalde maatregelen in de praktijk wel of niet haalbaar zijn, en wat er moet gebeuren om specifieke doelen wél te halen.’  


Foto: Nieuwbouwwijk in Gouda. Credit: Depositphotos