Felienne Hermans vindt het een slechte zaak dat er voor het tweede jaar op rij drie mannen zijn genomineerd voor de Prins Friso Ingenieursprijs.

Genderongelijkheid. Ik kan niet zeggen dat ik dat nou het allerleukste onderwerp vind om mijn eerste column aan te wijden. Liever had ik het gehad over mijn missie om programmeeronderwijs naar alle basisscholen in Nederland te brengen, over spannend nieuw TU Delft-­onderzoek naar welke cognitieve processen precies komen kijken bij programmeren, of over de geschatte duizend (!) eerstejaars informatica die in september bij ons komen studeren.

Ik heb zelf ook lang geloofd dat we van gender gewoon geen issue moeten maken.

Helaas blijft het ook in 2018 nog steeds nodig om over genderongelijkheid te praten, want we hebben nog een heel lange weg te gaan, ook bij onze mooie vereniging. Want spijtig genoeg heeft KIVI voor het tweede jaar op een rij drie mannen genomineerd voor de Prins Friso Ingenieurs­prijs en dat is een gemiste kans.

Nu hoor ik de criticasters al: ‘Ja, maar het gaat om de kwaliteit! En niet om geslacht! Alsof vrouwen die prijs willen omdat ze een vrouw zijn!’ Ik begrijp dat, want ik heb zelf ook lang geloofd dat we van gender gewoon geen issue moeten maken. We zijn toch allemaal gelijk? Vrouwen mogen studeren, ingenieur en hoogleraar worden. Als ze dat niet doen, dan zullen ze dat wel niet willen. Waarom moeten we daar wat aan doen?

De kandidaten achter de ‘vrouwelijke' cv’s werden als 25 % minder competent beoordeeld.

Nou, omdat vrouwen sterk worden benadeeld in technische beroepen. Het begint natuurlijk al op jonge leeftijd. En dan heb ik het niet eens over de Bart Smit-maffia die meiden aan de roze nagellak wil en jongens aan de leuke bouwsets. Nee, op jonge leeftijd worden meiden al flink benadeeld. In 2002 deden drie Israëlische wetenschappers een onderzoek onder drieduizend studenten van 11 tot 18 jaar. Al hun proefwerken werden twee keer ­beoordeeld; de eerste keer door hun eigen leraren, de tweede keer door een andere leraar, die een anonieme versie nakeek. En de resultaten waren schokkend.

Meisjes haalden hogere cijfers voor wiskunde in de tweede, anonieme examens, maar de jongens waren beter toen ze werden beoordeeld door hun eigen leraren, die natuurlijk op de hoogte waren van hun naam en geslacht. Die beoordeling had een langdurig effect en verlaagde ook de kans dat de meisjes op latere leeftijd wiskundevakken kozen.

En dit effect verdwijnt natuurlijk niet op magische wijze wanneer meisjes de middelbare school en de universiteit verlaten. In een andere studie stuurden onderzoekers exact hetzelfde cv 120 keer in op vacatures, de helft met een vrouwelijke en de andere helft met een mannelijke naam. Het resultaat? De kandidaten achter de ‘vrouwelijke' cv’s werden als 25 % minder competent beoordeeld. Op basis van precies hetzelfde cv!

Ik zou nog even kunnen doorgaan met ­cijfers en onderzoeken die kraakhelder laten zien dat vrouwen nog geen gelijke kansen hebben, maar het ­plaatje is duidelijk. KIVI moet dus zorgen dat er een vrouw bij de laatste drie ingenieurs zit, en wel om twee redenen. Eén: omdat, gezien bovenstaande resultaten, ook de jury­leden hoogstwaarschijnlijk niet in staat zijn om neutraal te oordelen. En twee: om actief deze vooroordelen tegen te gaan.