Levenslange garantie
Mensen die het niet nodig hebben, kunnen zich soms het beste van het beste veroorloven, stelt columnist Marcel Möring vast.
Iemand die ik uit de verte kende schafte een hoorapparaat aan van tienduizend euro. Op maat gemaakt, dacht ik, dus ik vroeg naar haar gehoorproblemen. De mijne zijn al een leven lang behoorlijk en ik ben altijd benieuwd of het nog erger kan. Ik knipperde met mijn ogen toen ze zei: ‘Ouderdomsdoofheid.’
‘Maar waarom dan zo’n duur ding?’, vroeg ik.
Omdat dat het beste op de markt was.
Ze kan het betalen. Zij en haar man wonen in een villawijk, de auto is een Jaguar, als ze dood gaan hoeven de kinderen nooit meer te werken. Mensen zeg maar, die bijna elke wens in vervulling kunnen laat gaan en dat misgun ik niemand. Sterker: ik gun het mezelf ook. Maar zoals de Nederlandse filosoof Marco Borsato al zei: dromen zijn bedrog, dus houd ik er voorlopig maar geen rekening mee dat aan het einde van de regenboog een pot met goud op mij ligt te wachten.
Er knaagde iets, toen ik over dat overbodig dure hoorapparaat hoorde. Van de twee die ik nodig heb, krijg ik er een deels vergoed. De andere moet ik zelf betalen. Het verzekeringswezen vindt dat de mens aan een oor genoeg heeft. Wat niet zo is, maar dat is een ander verhaal.
Mensen die het niet nodig hebben, kunnen zich soms het beste van het beste veroorloven, terwijl… Nou ja. ‘Het is de schuld van ’t kapitaal’, zong Leen Jongewaard, en daar houd ik het dan maar op.
Deze week schoot die kennis in mijn gedachten toen ik met de staafmixer in de weer was.
De kookwinkel had de staafmixer aanbevolen als de allerbeste…
De oude had het na een lange staat van dienst begeven en mijn vrouw besloot mij voor mijn verjaardag een nieuwe te geven. Niet zonder eigenbelang, want ik ben de thuiskok en een staafmixerloze toekomst zou er een zijn zonder pasta met Italiaanse erwtjessaus, nooit meer pompoensoep, om maar te zwijgen van gefilte fish.
De nieuwe kwam in een verdacht luxe doos en was van een merk dat ik niet kende. De kookwinkel had deze aanbevolen als de allerbeste, zei mijn geliefde en aangezien zij op het standpunt staat dat voor haar geliefde en zijn erwtjessaus niets goed genoeg is, moest die het worden.
Bamix heet de nieuwe en de bijgaande brochure meldt dat zij de staafmixer hebben uitgevonden en sinds 1954 de mixer – wat heet: ‘the world’s smallest food processor’! – in Zwitserland produceren.
Hij viel tegen. Geen saus werd glad, vermalen deed hij nauwelijks en omdat hij maar twee standen kent was staafmixen een kwestie van alles of bijna niets. Na een reeks vruchteloze experimenten, die gepaard gingen met mislukte soepen en klonterende sauzen, zocht ik op wat hij had gekost. Twee keer zo duur als mijn vorige, het topmodel van Braun, en die kon je niet een koopje noemen. Ik werd alsnog kwaad op de man van de kookwinkel die mijn vrouw de duurste in het assortiment had aangesmeerd en moest denken aan Sigmund Freud die tijdens zijn onenigheid met zijn Zwitserse evenknie Carl Jung zei dat hij niets verwachtte van iemand uit een land waar ze koekoeksklokken produceerden.
‘Kon je hem niet terugbrengen?’, zei Harry, aan wie ik mijn frustraties met de staafmixer opbiechtte. Mijn vrouw had ik nog in het ongewisse gelaten vanwege gegeven paarden en bekken waar je niet in mag kijken.
Ik zei dat ik hem had gebruikt.
‘Mensen brengen van alles terug’, zei hij. ‘Mensen bestellen kleding die ze tijdens een feestje dragen en daarna terugsturen.’
Er viel een stilte.
‘Maar zo zijn wij niet opgevoed’, zei hij berustend. ‘En nu?’
Ik zei dat ik hoopte dat hij kapot zou gaan.
‘Als je ‘m heel lang laat draaien brandt de motor misschien wel door’, zei Harry.
‘Er zit levenslange garantie op de motor’, zei ik. ‘Weet je wat dat betekent?’
‘Dat het een hele goede motor is.’
‘Nee, Harry. Ik word dit jaar vijfenzestig. Die staafmixer raak ik nooit meer kwijt. De rest van mijn leven serveer ik pasta met klonterige sauzen en soep waarin stukjes drijven en mijn vrouw wordt ongelukkig van mijn slechte eten en ik word ongelukkig omdat mijn vrouw ongelukkig is en als ik dan eindelijk dood ga, kan ik die mixer in topconditie meenemen in mijn graf. Die verdomde Zwitsers!’
Tekst: Marcel Möring
Portret: Harry Cock