Laten we de warmtenetten niet met het koelwater weggooien
De ene buis blijkt de andere niet, constateert columnist Thijs ten Brinck.
Verspreid door het land liggen kilometers aan dikke buizen in de grond. Fabrieken, elektriciteitscentrales en hele woonwijken zijn op deze netwerken aangesloten. Huishoudens met een aansluiting hebben nul keuzevrijheid en betalen jaarlijks honderden euro’s meer dan huishoudens zonder aansluiting.
Toch zijn er nauwelijks protesten of Kamervragen. Zelfs niet als ook nieuwbouwwoningen verplicht een aansluiting krijgen. Iedereen ziet dat deze buizen een probleem aanpakken dat niet onopgelost mag blijven. Iedereen snapt dat riolering meer mag kosten dan géén riolering.
In protesten tegen smeerpijpen gaat het tegenwoordig over andere dikke buizen in de grond. Gebrek aan keuzevrijheid, hoge energierekeningen en vrees voor een fossiele lock-in veroorzaken al jaren weerstand tegen warmtenetten.
Geplande uitbreidingen van warmtenetten in Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn recent geannuleerd omdat de warmte onbetaalbaar zou zijn. Onbetaalbaar is als term aan inflatie onderhevig. Het betekent hier dat de stadswarmte meer zou kosten dan aardgas. Stoken op aardgas is echter ook precies het probleem dat het warmtenet helpt op te lossen. Analoog aan de riolering, mag ons dat wat kosten.
Een uitdaging bij warmtenetten is dat deze met name interessant zijn voor wijken met veel hoogbouw. Hier wonen relatief veel mensen met lagere inkomens. Dat dwingt om de rekening behapbaar te houden. Annuleren van warmtenetten vergroot de keuzevrijheid en betaalbaarheid echter niet.
Individuele warmtepompen zijn in hoogbouw vaak niet wenselijk, met een boilervat in de berging en op elk balkon een buitenunit. Stoken op waterstof of groen gas is sowieso duurder dan aardgas vandaag is. En de kosten voor aardgas stijgen, omdat we daar nu eenmaal van af moeten. De kosten voor energie lopen in deze fase van de transitie dus vrijwel zeker op. Misschien tijdelijk, mogelijk permanent. Het is zaak deze extra kosten te laten landen bij het overgrote deel van de huishoudens voor wie deze wel betaalbaar zijn.
Van een fossiele lock-in is geen sprake
Voor de andere dikke buizen hebben we deze uitdaging als maatschappij al opgelost. Wie de pech heeft de rioolheffing niet te kunnen betalen, komt in aanmerking voor kwijtschelding. Op dezelfde inkomensvoorwaarden kunnen we ook het vastrecht voor stadswarmte kwijtschelden. Dat maakt stadswarmte direct goedkoper dan aardgas, terwijl de prikkel om zuinig te zijn met energie blijft bestaan.
Voor de kosten die we als maatschappij dragen, krijgen we verduurzaming en energiezekerheid terug. Dankzij benutting van warmte van fabrieken en elektriciteitscentrales voorkomt stadswarmte nu ruwweg 60 procent CO2-uitstoot ten opzichte van een gasketel. Evenveel als een warmtepomp bij de huidige elektriciteitsmix, maar dan zonder extra belasting van het voorlopig overvolle elektriciteitsnet.
Later in de transitie, als op het elektriciteitsnet weer meer mogelijk is, schakelen ook veel warmtenetten over op centrale warmtepompen. Van een fossiele lock-in is dus geen sprake. Grote warmtebuffers maken dan de opslag van wind- en zonnestroom betaalbaar.
Alleen in windluwe weken springen nog piekcentrales bij, die snel klimaatneutraal moeten zijn. Die houden het warmtenet op temperatuur, maar leveren óók elektriciteit op afroep. Daar is iedereen met de fysieke en financiële ruimte voor een individuele warmtepomp zeer mee geholpen. En ook dat mag wat kosten.
Tekst: Thijs ten Brinck, duurzaamheidsadviseur bij We-Boost Transitions en publicist op WattisDuurzaam.nl
Foto: Depositphotos