Nog enkele weken en we mogen naar de stembus. De coronapandemie en de toeslagenaffaire zullen dit keer de campagnes en debatten domineren. Corona zowel qua vorm als qua inhoud.

Als deze kwesties niet met stip als de belangrijkste politieke thema’s waren binnengekomen dan had de energietransitie zeker hoge ogen gegooid. Want ook de energietransitie zal een flinke stempel drukken op de regeringstermijn van het nieuw verkozen kabinet. Het is daarom van groot belang dat het klimaatbeleid in de debatten alsnog de aandacht krijgt die bij deze uitdaging past. 

Het was in 2017 een verrassing voor velen dat Rutte III, als groenste kabinet ooit, ging voor 49 procent CO2-reductie in 2030. De lijnen zijn daarvoor in het klimaatakkoord van 2019 uitgezet. En gezien de peilingen en partijprogramma’s zal het nieuwe kabinet opnieuw het groenste ooit willen zijn. Voor vrijwel alle denkbare coalities is 49 procent CO2-reductie nu de ondergrens. Een nog scherpere ambitie voor 2030 ligt voor de hand. 

Waar het niet dat de huidige coalitie en oppositie het inlossen van alleen al die ondergrens, een stuk moeilijker hebben gemaakt. Zo is biomassa afgeserveerd en CO2-opslag sterk ingeperkt, terwijl de veestapel en de luchtvaart ongemoeid zijn gebleven. Aanbestedingen voor kerncentrales zijn niet opgestart, aanbestedingen voor nieuw asfalt daarentegen wel.

Politiek kan klimaatdoelstellingen niet inlossen met technologie die pas na 2030 marktrijp is

De kiezers zijn vrij eensgezind in hun weerstand tegen lokale wind- en zonneparken en krijgen bijval van vrijwel alle partijen. Dezelfde kiezers trappen ook op de rem bij het aardgasvrij maken van hun woonwijken, eveneens met politieke bijval. Wind op zee en zon op dak – de enige opties die nog brede steun genieten – schieten sowieso tekort om de beoogde 49 procent te halen.

In het debat zullen partijen kortom kleur moeten bekennen. Welke impopulaire maatregel zien zij bij nader inzien toch als noodzakelijk? Reken erop dat lijsttrekkers deze vraag koste wat kost zullen ontwijken.

In lastige debatten over energie en klimaat bleek innovatie in het verleden een fijne vluchtheuvel. In de wetenschap dat kiezers geen zin hebben in windparken steekt een politicus een bevlogen verhaal af over getijdenturbines, smart grids of osmose-energie. ‘Innovaties waarmee onze universiteiten samen met het Nederlandse bedrijfsleven wereldwijd vooroplopen. Technologie die enorme exportkansen biedt.’
 

Nieuwsbrief
Vind je dit een leuk artikel? Abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief!


En elke politieke opponent beaamt het belang van innovatie en exportkansen volmondig. Vanzelfsprekend, niemand is tegen innovatie. Puntje erbij. Zonder dat iemand ook maar een beetje concreet hoeft te worden over de eigenlijke vraag: de heikele kwestie van extra windparken. Dit verkiezingsjaar fungeren aquathermie, metaalpoeder en groene waterstof vrijwel zeker als politieke vluchtheuvel. Ook small modular reactors (minikerncentrales) en hergebruik van CO2 kun je alvast opnemen op de bingoklimaatkaart. 

Niets ten nadele van deze innovaties overigens. Eenmaal bewezen zijn ze van waarde voor het klimaatbeleid. Tot die tijd vallen ze in het domein van ingenieurs en innovatiebeleid. De politiek kan klimaatdoelstellingen voor 2030 niet inlossen met technologie die voor 2030 niet marktrijp is. Op alle debaters, debatleiders en politiek actieve ingenieurs rust daarom een eenvoudige doch zware taak. Roep elkaar, tot vervelens toe, tot de orde: ’Bedankt voor dit prachtige vergezicht. Maar wat gaan we tot 2030 dan doen?’


Auteur Thijs ten Brinck is duurzaamheidsadviseur bij We-Boost Transitions en publicist bij WattisDuurzaam.nl.
Foto: Depositphotos