Heimwee naar informatieschaarste
Nu alle informatie altijd binnen handbereik is en we overal van op de hoogte zijn, voelt columnist Vanessa Evers soms heimwee naar de informatieschaarste van weleer.
Eind jaren tachtig was ik een tiener in Noord-Brabant. Mijn gedachten gingen over mijn uiterlijk, paardrijden, seks en school, in die volgorde. Onderaan dat rijtje stonden zure regen, de Koude Oorlog en milieuvervuiling. Kortom, een perfecte bob, blauwe eyeliner, Johnny mijn pony en een klasgenoot hadden mijn focus. Ik luisterde naar popmuziek, was heimelijk verliefd en las veel boeken uit de bieb.
Niet dat er niets was om je druk over te maken. Stickers op je agenda en buttons op je spijkerjack lieten zien wat je belangrijk vond, meedoen aan heftige anti-kernbomdemonstraties was toen voor tieners niet gebruikelijk. Het was de tijd van de aidsepidemie, burgeroorlogen in Suriname, Sri Lanka en Zuid-Jemen en de Golfoorlog. Hiervan kregen we alleen iets mee via het achtuurjournaal en als je ouders toevallig een krantenabonnement hadden. Zelfs de situatie tussen Oost- en West-Duitsland leek daardoor ver weg.
We waren afhankelijk van de wereldontvanger van pa of een oude krant van de laatst gearriveerde Nederlander
In de zomer gingen we altijd kamperen in Frankrijk, met de ‘André-Jamet’-vouwwagen achter de Mitsubishi. Mijn vriendin Ester ging vaak mee. Tegen de felle zon klemden we een theedoek vast in het raam, airconditioning bestond nog niet. We luisterden cassettebandjes op de walkman met liedjes die mijn buurjongen erop had gezet. Bij de Belgische grens waren de krentenbollen al op en de thermos met koud water leeg. Dat was ook het moment dat mijn vader moest gaan vertrouwen op mijn moeder die de kaart las. Dat ging niet altijd even soepel, waardoor we toch vrijwel altijd op die volle rondweg rond Parijs eindigden.
’s Avonds laat op de camping begonnen we aan een ingewikkelde interactie met de technologie: het opzetten van de André Jamet. De vouwwagen werd uitgeklapt, waarbij het doek zich in origamistijl ontvouwde. Ieder hield een poot van de uitgeklapte delen vast terwijl mijn vader met een waterpas rondholde. Ik geloof niet dat het waterpasslapen ooit is bereikt.
Na de onvermijdelijke spaghetti met rode saus liepen Ester en ik met een plastic afwasbak vol vuil campingservies naar het campinggebouw om de vaat te doen, voorzien van een fles Dubro, een afwasborstel en een theedoek. Daarna was het tijd om met een zaklamp biebboeken te lezen, naar de walkman te luisteren en te slapen. Dit deden we tot onze bestemming was bereikt, waar we konden zwemmen, tennissen en ruïnes bezoeken.
Wat valt op aan dit verhaal? We hadden nul informatie. Daarvoor waren we afhankelijk van de wereldontvanger van pa of een oude krant van de laatst gearriveerde Nederlander. Of dat ene telefoontje dat Ester naar haar ouders kon doen voor veertig Franse muntjes in een telefooncel. We wisten van niets en we gaven om niets.
Nu hebben we ons telefoontje. We zijn volledig op de hoogte van al het nieuws, feiten, ontwikkelingen en meningen. Ik vind tieners van nu geïnformeerd en betrokken. Uit een storm van informatie en misinformatie ontwikkelen ze hun meningen, hun eigen identiteit en (online) vormen van activisme. Ik zou me zo als tiener denk ik ook meer betrokken hebben gevoeld bij de belangrijke problemen in de wereld.
Toch mis ik die tijd van de walkman en blauwe eyeliner een beetje. Maar al is het leren omgaan met de (mis)informatietsunami soms gekmakend, toch het heet niet voor niets technologische vooruitgang.
Tekst: Vanessa Evers, hoogleraar computerwetenschappen aan de Universiteit Twente