Technologisch gezien valt de wereldwijde voedselproductie nog steeds te verbeteren. Maar gaat het daarmee lukken om in 2050 ruim 9,5 miljard mensen van voedsel te voorzien?  

De wereldbevolking bedraagt momenteel 8,2 miljard mensen. Daar komen er tot 2050 naar verwachting ongeveer 1,5 miljard bij. Tel daar bij op dat de welvaart in regio’s zoals Afrika en Zuid-Azië toeneemt en de consumptie van dierlijke eiwitten daarmee ook, en het wordt duidelijk dat de wereldvoedselproductie de komende decennia met enkele tientallen procenten omhoog moet.

‘Tussen de 30 en 50 procent’, zegt Martin van Ittersum, hoogleraar plantaardige productiesystemen bij Wageningen University & Research (WUR), ‘onder meer afhankelijk van de vraag naar plantaardige gewassen voor de biobased economy. En er zijn meer uitdagingen, zoals het effect van landbouw op het milieu en de invloed van klimaatverandering op de voedselproductie.’

In theorie valt de voedselzekerheid veilig te stellen door in de welvarende landen op een ander dieet over te gaan, en door verspilling tegen te gaan en de productie te verhogen. Maar de praktijk zou wel eens weerbarstig kunnen zijn.

 

Dit artikel maakt deel uit van het dossier 'Naar een gezondere wereld'. Over dat thema houdt KIVI op woensdag 12 maart 2025 haar Jaarcongres
 

Dieettheorie

In 2019 publiceerde het medisch-wetenschappelijke tijdschrift The Lancet een dieet dat wereldwijd tot 29 procent minder uitstoot van broeikasgassen leidt, het landgebruik halveert en de kans op overlijden door kanker, hart- en vaatziekten en longziekten met 30 procent verlaagt. Dit zogeheten EAT Lancet-dieet bestaat voor 50 procent uit groenten en fruit en verder uit granen, noten, zaden, peulvruchten en kleine hoeveelheden vlees, vis, eieren en zuivel.

Van Ittersum: ‘Als we de dieren die dan nog nodig zijn voeden met reststromen en biomassa zoals stro, gras en afval van de meel-, brood- en bierproductie, in plaats van met producten die we zelf ook kunnen eten, bespaart dat extra ruimte, water en nutriënten.’ In Europa kan op die manier meer dan voldoende zuivel en rundvlees worden geproduceerd om iedereen volgens het EAT Lancet-dieet te voeden. ‘Wel levert het een tekort op aan kip en eieren’, zegt Van Ittersum. ‘De reststromen en biomassa bestaan namelijk vooral uit gras en gewasresten, en dat eten kippen niet.’

De belangrijkste troef die we in handen hebben, is dat de landbouwproductie nog flink omhoog kan. Dat toont de ‘Global Yield Gap Atlas’ – een project geleid door Van Ittersum – met kaarten waarop voor de belangrijkste voedselgewassen wereldwijd het verschil is aangegeven tussen de huidige productie en de mogelijke productie bij een perfecte gewasbehandeling. 

‘In Nederland is dat verschil ongeveer 30 procent’, zegt Van Ittersum, ‘in Afrika vaak wel 75 procent.’ Vooral daar valt dus winst te behalen, bijvoorbeeld met goed zaaizaad, kunstmest, onkruidbestrijding en landbouwmachines. ‘Daar zijn straks ook de meeste monden te voeden’, voegt Van Ittersum eraan toe. ‘60 procent van de bevolkingsgroei komt voor rekening van Afrika.’

De praktijk

Klimaat en de bodem zijn dus niet de beperkende factor voor hogere opbrengsten in Afrika. ‘Dat geeft hoop’, zegt Van Ittersum. 

‘Maar de problemen in Afrika hebben ook te maken met een gebrek aan stabiele markten en krediet. Veel boeren hebben er niet de luxe om te speculeren of vooruit te denken. Er zijn complicerende factoren zoals slechte infrastructuur, politieke instabiliteit en conflicten.’

Het voedselvraagstuk is niet echt een technologisch probleem, zegt ook hoogleraar plantaardige productiesystemen Katrien Descheemaeker uit dezelfde onderzoeksgroep aan de WUR. ‘Theoretisch kennen we de oplossing, maar in de praktijk zien we dat kleine boeren – en dat is de meerderheid in Afrika – de technologieën niet gebruiken. Ze hebben de middelen niet, geen toegang tot de technologieën of weten niet hoe ze die het beste kunnen inzetten. Hun boerderijen zijn zo kleinschalig dat het te riskant is om te investeren in nieuwe technologie en voor wie het wel doet, is de meeropbrengst vanwege die kleinschaligheid heel gering.’

Afrika is een enorm continent, met grote verschillen tussen de landen. Maar vrijwel overal beheren de meeste landbouwers kleine stukjes land. En dat is een enorme beperking, zegt Descheemaeker. ‘Het percentage van de actieve bevolking van een land dat werkzaam is in de landbouw, correleert met de voedselzekerheid van dat land: hoe minder mensen in de landbouw werken, hoe hoger de opbrengsten en de voedselzekerheid. Dat zie je ook in Nederland, waar maar een paar procent van de beroepsbevolking in de landbouw werkt en de voedselzekerheid hoog is.’

Landen die niet zelfvoorzienend zijn, kunnen natuurlijk voedsel importeren. ‘Maar daarvoor is goed handelsbeleid dan weer een vereiste’, zegt Descheemaeker. ‘Op dit moment ondermijnt import de lokale landbouwsector in veel landen. Dat zie je bijvoorbeeld in West-Afrika, waar goedkoop melkpoeder wordt geïmporteerd. De lokale veehouderij kan daar moeilijk tegenop concurreren.’

Grote transformatie nodig?

‘Veel mensen spreken tegenwoordig over een grote transformatie die moet plaatsvinden in het voedselsysteem – op wat voor manier dan ook. Met het huidige systeem lopen we tegen grenzen aan’, zegt Descheemaeker. ‘Maar laten we het huidige systeem niet te haastig afschaffen, want veel aspecten werken wel. En dat is eigenlijk heel bijzonder.’
 
Openingsbeeld: Depositphotos