De protonen draaien weer hun rondjes in de LHC-deeltjesversneller in Geneve. Nadat een rondzwervend stukje metaal dat kortsluiting veroorzaakte was weggebrand, wordt de versneller langzaamaan opgevoerd tot maximaal vermogen.

De herstart van de Large Hadron Collider verliep niet geheel vlekkeloos na de tweejarige onderhoudsbeurt aan de grootste wetenschappelijke machine ooit. Terwijl die onderhoudsperiode er juist voor was bedoeld om de versneller klaar te maken voor het leveren van zijn maximale vermogen, zodat de protonen met een energie van 13 TeV op elkaar konden gaan botsen.

Het op vol vermogen kunnen draaien van de cirkelvormige deeltjesversneller vereist het uiterste van de magneten die ervoor moeten zorgen dat de geladen protonen keurig in hun cirkelbaan blijven. De supergeleidende magneetspoelen moeten daarvoor een stroomsterkte van meer dan 11.000 A aankunnen. De magneten zijn gekoeld tot vlak boven het absolute nulpunt.

Bij een bepaalde sectie bleek er echter een niet-direct fatale kortsluiting op te treden in een van de circuits als gevolg van een rondslingerend stukje metaal. Technici zijn er in geslaagd het metaalstukje ‘weg te branden’ met een stroomstoot.

Nu dit euvel is verholpen, kan de machine op volle kracht vooruit. Stapsgewijs wordt het vermogen verhoogd.

De onderhoudsperiode van de afgelopen twee jaar is benut om alle magneten te controleren, en ook om de detectoren voor te bereiden op de hoger-energetische botsingen. Eerder draaide de LHC op halve kracht, nadat in een van de magneten een wel fatale kortsluiting was geconstateerd die leidde tot een kleine explosie. Bij deze kortsluiting ging door opwarming de supergeleiding verloren, waardoor een deel van de spoel oververhit raakte. Dat ongeluk was voor het CERN aanleiding om de versneller de eerste periode op halve kracht te laten draaien. De energie die de op elkaar botsende protonen daarbij kregen was overigens voldoende om het Higgs-deeltje te ontdekken.