Architect en ingenieur Adriaan Geuze, oprichter en partner van het toonaangevende landschapsarchitectenbureau West 8, is dit seizoen een van de zomergasten bij de VPRO.  Eerder pleitte hij in De Ingenieur voor de Nederlandse planningstraditie van  pragmatisme en visie. 'Ruimtelijke ordening is verworden tot een domme proceduremachine, die de ontwikkeling van visie en plannen blokkeert.'

‘Ruimtelijke ordening is weer een afgeleide van de infrastructuur’, signaleert ir. Adriaan Geuze. De oprichter en eigenaar van het ontwerpbureau voor stedenbouw en landschapsarchitectuur West 8 en visiting professor aan Harvard University heeft het tijdens het gesprek in zijn Rotterdamse woning opvallend weinig over het succes van zijn onderneming. Terwijl het vermaarde West 8, dat doorbrak met de herinrichting van het Schouwburgplein in de Maasstad, in binnen- en buitenland naam maakt met prestigieuze projecten. Met dependances in New York en Toronto werkt het bureau bijvoorbeeld aan de inrichting van het havenfront van Toronto en de herontwikkeling van Governors Island, een oude marinebasis bij Manhattan, tot stadspark. In Nederland gelden het Leidsche Rijn Park en de ontwikkeling van voormalige haveneilanden Borneo en Sporenburg in Amsterdam als alom geprezen projecten.

Geuze praat liever over de wijze waarop Nederland omgaat met inrichtingsvraagstukken. ‘Nederland heeft een traditie van land maken. Daar zijn we enorm goed in. En we kunnen het land heel goed schilderen, we zijn in staat ervan te genieten. Onze planningstraditie vindt zijn origine in de tweede helft van de negentiende eeuw. Mede door de komst van Rijkswaterstaat vond er een professionalisering plaats van de civiele techniek. De planning van grote werken ontwikkelde zich in reactie op het fiasco van de Haarlemmermeer, waarbij geen aandacht was voor de inrichting van de polder, en de wantoestanden in de Groninger Veenkoloniën.’

‘Eind negentiende eeuw ontstond er een enorme stamboom met aan civiele techniek en cultuurtechniek gerelateerde onderzoeksgebieden’, vervolgt Geuze. ‘Het maken van land werd een verfijnde traditie met Cornelis Lely als spreekbuis. Kenmerkend was het typisch Nederlandse pragmatisme. Tijdens de ontwikkeling van de vroegtwintigste-eeuwse Zuiderzeewerken bestond er een evenwicht tussen masterplanners, onderzoekers, wetenschappers en uitvoerende partijen. Bij de uitvoering was ruimte voor een democratiseringsslag. Als iets niet of slecht bleek te functioneren, kon het worden bijgestuurd. Het was zelfs mogelijk projecten af te blazen.’

Korte tijd daarna werd Nederland met een reeks trauma’s geconfronteerd. ‘De crisis van 1929, de Tweede Wereldoorlog, het verlies van Nederlands Indië, de Koude Oorlog en de Watersnood van 1953: de wederopbouwgeneratie kreeg dit allemaal aan zijn broek. “Dit nooit meer”, luidde dan ook haar motto.

In dezelfde pragmatische traditie als voor de Tweede Wereldoorlog is het hele land toen in ijltempo weer opgebouwd. Met een enorm elan rekende deze generatie af met de nationale crises. Alle lof voor de zeventiende- en de negentiende- eeuwers, maar de wederopbouwgeneratie heeft hen met 10-0 verslagen.’

Groene Hart

Tot zover het succesverhaal van de Nederlandse traditie van land maken en inrichten. In de jaren zestig en zeventig kwam kritiek op de uitwassen en de negatieve kanten van grootschalige projecten. ‘In deze periode zag ook het concept ruimtelijke ordening het licht, wat culmineerde in de Wet ruimtelijke ordening’, legt Geuze uit. ‘Het uitgangspunt van deze wet is het voorkomen van grootschalige, schoksgewijze ontwikkelingen van de inrichting van het land. In de praktijk creëert de wet een gruwelijke impasse. Plannen zijn ondergeschikt aan procedures en de juridische complexiteit is schokkend. Als klap op de vuurpijl is ruimtelijke ordening vergeven aan alle- drie de bestuurslagen: Rijk, provincie en gemeenten. Impotentie is gegarandeerd.’

Een halve eeuw later is ruimtelijke ordening een instrument waarmee politici en planologen de werkelijkheid kunnen manipuleren. Neem het Groene Hart, bij uitstek onderwerp van ruimtelijke ordening. Het gebied moest blijven zoals het was, omdat het fungeerde als ‘de long van de Randstad’. In de praktijk blijkt het Groene Hart echter in rap tempo te verdwijnen. ‘We bouwen niet in het Groene Hart, maar we hebben het gebied iets kleiner gemaakt’, constateert Geuze. Dat is goed te zien aan de Zuidplaspolder tussen Gouda, Zoetermeer en Capelle aan den IJssel. Terwijl de polder voorheen tot het Groene Hart werd gerekend, verrijzen er nu massaal kassen. Aangrenzende steden mogen er nieuwe wijken bouwen. ‘Met de bekende ruimtelijke ordeningsmantra’s laten deze ontwikkelingen zich altijd legitimeren. Procedure en beleid resteren, maar het ontbreekt aan perspectief en visie.’

‘Over het falen van de Wet ruimtelijke ordening bestaat alom consensus. Dat heeft niet geleid tot herwaardering van de planningstraditie, maar tot afschaffing van de planning.’ Tegelijkertijd slaat Den Haag volgens hem de plank volkomen mis door provincies en gemeenten verantwoordelijk te maken voor ruimtelijke ordening. ‘De problemen waarvoor Nederland zich gesteld ziet, zijn zo groot en complex, dat lokale overheden nooit over de noodzakelijke expertise kunnen beschikken. Een regering die niet in planning gelooft, ontneemt het land zijn toekomst en brengt het terug naar de achttiende eeuw.’

Knelpunten

Gebrek aan kennis vormt slechts een gedeeltelijke verklaring voor het failliet van de ruimtelijke ordening. ‘Al sinds jaar en dag ontbreken ingenieurs en exacte denkers in het kabinet en adviserende commissies. Nederland redt het echt niet met een samenleving gerund door managers en juristen alleen. Napoleon plaatste de ingenieur boven de beaux arts; de Nederlandse politiek houdt de ingenieur juist buiten de tent. Het is tijd voor herwaardering van probleemanalytisch denken en pragmatisme. Pak hedendaagse problemen aan zoals ooit de Zuiderzeewerken en de Deltawerken werden uitgevoerd.’

Hier is alle reden toe, vindt de landschapsarchitect, want Nederland kampt net als in de naoorlogse jaren met sociaaleconomische uitdagingen die bepalend zijn voor het toekomstige economische succes. ‘Mobiliteit geldt als een van de knelpunten. Veel mensen zijn dagelijks anderhalf uur kwijt aan reizen. Deze tijd kunnen ze niet aan iets nuttigs of aan hun gezin besteden. Al jaren bestaat er consensus over de urgentie van het mobiliteitsprobleem, maar verandering blijft uit. Als deze situatie zich in de jaren vijftig had voorgedaan, was mobiliteit rigoureus met een groot masterplan onder handen genomen. Dat kan prima: beschouw Nederland als één grote stad en organiseer het land zo dat iemand in Barneveld kan wonen en in de Randstad kan werken, zonder dat dit economische compromissen vereist.’

Verduurzaming van de landbouw is ook zo’n uitdaging, meent Geuze. ‘Voorgaande generaties maakten van Nederland de tweede producent van Europa, daar zat een planning achter. Nu neemt niemand de regie. De markt zou het moeten oplossen, maar het is de vraag of Albert Heijn een wezenlijke bijdrage aan de verduurzaming van de landbouw kan leveren. Zorg voor een duidelijke visie. De landbouwsector heeft een enorm innovatief potentieel.’ Ook de klimaatverandering stelt Nederland op de proef. ‘Perspectief en een langetermijnvisie zijn hier onontbeerlijk. Deze eeuw moeten we de problemen die de klimaatverandering met zich meebrengt het hoofd te bieden.’

Lely

‘Het meest bepalend voor de toekomst van Nederland is de mate waarin we een hoogwaardige economie weten te creëren’, gaat Geuze verder. ‘Bewezen is dat naast het klassieke kwartet – een rechtsstaat, een goed opgeleide beroepsbevolking, een perfecte infrastructuur en een gunstig fiscaal klimaat – ook de kwaliteit van de leefomgeving bepalend is als vestigingsplaatsfactor.’ In het dichtbevolkte Nederland is het ommeland van de stedelijke centra en de bereikbaarheid ervan voor de stedeling ‘volledig vergeten als economische factor van formaat. Mensen beklagen zich over verrommeling, verlies aan horizon en verdwijning van het cultuurlandschap. Ze ervaren de leefbaarheid van een aantal steden als problematisch. Immigratie en de opkomst van de suburbane stad zetten het functioneren van de grote steden onder druk.’

Gevraagd naar concrete oplossingen blijft Geuze een antwoord schuldig. ‘Maar dat is de crux van mijn betoog. Het zijn complexe problemen die zich niet met één idee of plan laten oplossen. Een duidelijk vergezicht, planvorming met onderzoek en stapsgewijze implementatie waren kenmerkend voor de Nederlandse traditie van weleer. Bij aanvang hoefde het einddoel niet bekend te zijn. Lely had eind negentiende eeuw echt Almere niet in gedachten.’

Geuze kan evenmin aangeven hoe hij de waterbouwtraditie nieuw leven wil inblazen. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en af te toe een watersnood. Wellicht dat een nieuwe ramp of een door revolte afgedwongen generatiewisseling tot een koerswijziging leidt.’ Zichzelf en West 8 dicht Geuze in ieder geval geen of een zeer bescheiden rol toe. ‘Zelf put ik inspiratie uit de traditie. Hiermee is niet gezegd dat West 8 alle projecten daarop ent. Internationaal onderscheiden we ons doordat we net als in de oude traditie grenzen tussen disciplines overstijgen.’ (tekst Thijs van Velzen. Foto's Jordi Huisman. Dit interview verscheen in 2011 in De Ingenieur)