In Het eeuwige vuur vertelt de IJmuidense schrijver Daan Dekker het verhaal van directeuren, smelters, stakingsleiders, omwonenden en activisten van de Hoogovens aan de Noordzee. Een voorpublicatie.
 

Het eeuwige vuur. Honderd jaar staal aan de Noordzee
Honderd jaar geleden werden in een voormalige duinvallei aan de Noordzee de Hoogovens ontstoken. Voortaan produceerden we ons eigen staal – het ­materiaal van de vooruitgang. In Het eeuwige vuur, dat 20 september verschijnt bij Alfabet Uitgevers, vertelt de IJmuidense schrijver Daan Dekker het verhaal van directeuren, smelters, stakingsleiders, omwonenden en activisten. De ­fabriek was een belangrijke motor achter de wederopbouw van ons land en een van de grootste werkgevers. Tegelijk is de fabriek een van de grootste vervuilers van het land. Hoe moeten we ons tot het huidige Tata Steel verhouden? In dit fragment beschrijft Dekker hoe de natuur moest worden ‘getemd’ ten behoeve van de staalproductie. Een exclusieve voorpublicatie

 

De Haarlemse botanicus en schrijver Frederik Willem van Eeden was een van de professionele natuurliefhebbers die regelmatig door de Breesaap wandelde. De vallei maakte deel uit van het duingebied waar hij met een botaniseertrommel op de rug en notitieblok in de hand graag naartoe trok.

De aantekeningen die hij tijdens zijn tochten maakte, werkte hij later uit tot verhalen voor een breder publiek. Hij deed dat in een speelse stijl die in de tweede helft van negentiende eeuw uniek was in Nederland. Beschrijvingen van de natuur werden afgewisseld met persoonlijke opvattingen en historische beschouwingen. Daarmee vormde Van Eeden een belangrijke inspiratiebron voor natuurschrijver Jac. P. Thijsse, die in de eerste helft van de twintigste eeuw met zijn boeken een breder publiek zou bereiken. 

Van Eeden wilde, net als later Thijsse, mensen op toegankelijke wijze tonen wat voor schoonheid de Nederlandse natuur te bieden had en hen aanzetten om eropuit te trekken. De natuur was een schat die, zo vond Van Eeden, de mens troost kon bieden. ‘Om gezond en opgeruimd te blijven hebben wij dennengeur en wilde bossen nodig. Ongelukkig de mens, die op stoelen en banken, al is het op groene kussens, zijn leven slijt’, viel in een van zijn teksten te lezen. 


Breesaap

De Breesaap was een van de gebieden die Van Eeden in zijn werk onder de aandacht bracht. Hij omschreef de vallei als ‘een uitgestrekte, vruchtbare duinvlakte, waar welige graanen bouwlanden het oog verrassen’ en wijdde daarna uit over de zeldzame inheemse plantensoorten die hij in het gebied aantrof. Hij bewonderde de wilde rozen, de gestreepte klaver, het warkruid, de witte ­hegge-clematis, het harlekijns standelkruid, het knollige langgras, het kelkgras en de blauwe bremraap. 

Toch zat hem tijdens de wandelingen door de Breesaap iets dwars. Het viel hem op dat de stilte en eenzaamheid die het gebied ooit hadden gekenmerkt door de aanleg van het Noordzeekanaal meer en meer waren verdwenen. ‘Het liefelijke, zwijgende rijk der planten heeft plaats moeten maken voor dat van de woelende en tierende mens.’ Het was een observatie die hem aan het denken zette en waar hij uiteindelijk een duidelijke conclusie over trok: 

De mens, die, zijn aanleg miskennend, alle ontwikkeling haat en wiens eentonige leven tussen werktuigelijke arbeid en nietsbeduidende genietingen is verdeeld, levert een treurig schouwspel op. Maar waar de mens zijn aanleg waardeert, zijn verstand ontwikkelt en door stoute ondernemingen de natuur weet te leiden en te beheersen, daar is het aanschouwen van hem en zijn arbeid net minder verheffend dan de beschouwing der natuur. In het eerste geval is de mens een ziekelijk ontaard voorwerp, in het tweede een echte zoon zijner moeder, de aarde. 


Lijst met eisen

Als ingenieur Henri Wenckebach in een van Van Eedens categorieën ingedeeld zou moeten worden, dan behoorde hij duidelijk tot de zonen van de aarde, dat had hij tijdens zijn loopbaan wel bewezen. Voor wat de laatste missie uit zijn carrière zou worden, moest hij de natuur weer zien te temmen, zeker om het hoogoven- en staalbedrijf, zoals het streven was, aan de kust te kunnen bouwen. 

Het vinden van een geschikt terrein was een lastige klus, ook al boden verschillende gemeentes en particuliere grondeigenaren locaties aan. De lijst met eisen van het Comité was nou eenmaal lang. Niet alleen de ligging nabij de kust vormde een belangrijke voorwaarde, het terrein moest ook een flinke omvang hebben en het liefst over een stevige bodem beschikken. Daarmee zouden miljoenen guldens aan funderingskosten worden bespaard. Veel locaties vielen af en in een enkel geval was het juist de grondeigenaar die zich van het idee afkeerde. 


Roet van de hoogovens

Zo werden er gesprekken geopend met graaf Frederik van Bylandt die met zijn familie over een geschikt terrein aan de Nieuwe Waterweg, ten westen van het Zuid-­Hollandse Maassluis, beschikte. Verder dan verkennende gesprekken kwam het niet. De graaf zag de komst van een hoogovens- en staalwerk op zijn grond niet zitten. ‘Het gehele karakter van de polder zou erdoor veranderen’, liet hij per brief aan Comitélid Hendrik Colijn weten, om eraan toe te voegen dat de rook en het roet van de hoogovens de tuinderijen in de omgeving zouden verpesten en de komst van veel arbeiders de moraal van de huidige bevolking geen goed zouden doen. Weer kon er een streep door een potentiële vestigingslocatie. 

Zo werd de lijst kleiner en kleiner, tot er uiteindelijk twee plekken overbleven: de Rotterdamse Waal­haven, direct naast het dorp Pernis, en de duinvallei die Wenckebach in maart 1917, samen met Comitélid Joan Muysken, voor het eerst aan een inspectie had onderworpen. Wenckebach zal de Breesaap ongetwijfeld al ver voor zijn werkbezoek hebben gekend. Misschien was hij er al eens geweest. Zijn broer Willem woonde in Santpoort, een paar kilometer ten zuiden van het gebied en was uitstekend thuis in de duinstreek die nagenoeg zijn achtertuin vormde. De oudste Wenckebach trok er met zijn schildersezel, kwasten en verf graag heen. De duinen, valleien en het strand vormden een belangrijke inspiratiebron voor zijn impressionistische schilderijen.


Mondaine badplaats

Henri Wenckebach. Collectie Noord-Hollands Archief

Voor Muysken kende de Breesaap nog minder geheimen. De directeur van Werkspoor had in 1904 een villa in het gebied laten bouwen en kon Wenckebach uitstekend door de vallei leiden en meer vertellen over de directe omgeving waar na de aanleg van het Noordzeekanaal steeds meer bedrijvigheid was ontstaan. Iets ten westen van de Breesaap stond papierfabriek Van ­Gelder, waar in 1917 ruim zeshonderd mensen werkten.

En aan de andere kant van het water maakte IJmuiden een groeispurt door, de kustplaats die, na de aanleg van het Noordzeekanaal, op initiatief van twee Amsterdamse investeerders was opgericht. De geldschieters hadden een terrein van bijna honderdvijftig hectare laten egaliseren met als doel er een mondaine badplaats met hotels en vermaak voor de gegoede klasse van te maken, iets waar ze niet geheel in waren geslaagd. 

Het was vooral de visindustrie die het karakter van IJmuiden bepaalde. De vissershaven die eind negentiende eeuw was gegraven vormde het economische hart van het jonge dorp. Vissers voeren af en aan om de verse vangst bij de Rijksvisafslag te lossen. Andere bedrijven profiteerden weer van die handel. In de haven stonden meerdere ijsfabrieken en ook machinefabrieken en scheepsherstelplaatsen hadden er een plek gevonden. 


Stevige zandgrond

Na het bezoek aan de Breesaap toonde Wenckebach zich meer dan tevreden met hetgeen hij had gezien en gehoord. Vooral de bodemgesteldheid kon de voorzitter van het Comité bekoren. In de stevige zandgrond, die ook nog eens een flink aantal meter boven zeeniveau lag, zouden zware hoogoveninstallaties en fabrieken niet zomaar wegzakken. ‘Ik betwijfel of er ergens anders in ons land aan diep water zulk complex in één hand te vinden zou zijn,’ schreef hij over zijn bezoek.

Wel was er een obstakel: een extra sluis. ‘Zonder medewerking van Waterstaat is dan ook niets te beginnen.’ 

Een paar maanden later zou het Comité de eerste grond in het gebied aankopen, ook al was de keuze tussen de Waalhaven en de Breesaap nog lang niet gemaakt en waren de gesprekken met Rijkswaterstaat nog niet gestart. Voor Wenckebach was het echter duidelijk: de Breesaap moest het worden.  
 

Het eeuwige vuur. Honderd jaar staal aan de Noordzee
Daan Dekker | 368 Blz. | € 24,99 | e-boek € 12,99


Foto helemaal boven: Werklui starten met de aanleg van het fabrieksterrein van Hoogovens. Credit: Tata Steel Nederland