In de Heerema-loods in Zwijdrecht staat een reuzenstopcontact voor windmolens, dat wisselstroom omzet naar gelijkstroom. Het platform is bijna klaar om naar de Duitse Noordzee te varen, begin juni.


Dit zijn de convertors die de binnengekomen wisselstroom stap voor stap omzetten in gelijkstroom.

Heerema werkt samen met netbeheerder Tennet en Siemens aan het substation, dat vlakbij de Duitse offshore windparken komt te liggen. Het substation kan een vermogen van 690 MW aan en is het tweede substation dat bij het windpark komt te staat. De substations leveren voor Tennet - dat ook in Duitsland de netbeheerder is - flink wat op.
 
Omdat het windpark ver van de kust ligt, is het omzetten van wisselstroom naar gelijkstroom economisch interessant. Gelijkstroom heeft minder last van verlies tijdens transport, en op het moment dat een kabel meer dan 80 kilometer lang is, wegen de aanzienlijke kosten van een omzetstation op tegen het verlies, dat na omzetting minder dan vier procent bedraagd. Hoe verder je uit de kust zit, hoe voordeliger het is.
 
Een offshore omzetstation bouwen is niet goedkoop; het hele project kost tussen de één en anderhalf miljard. Toch lijkt het, in ieder geval in Duitsland, steeds de juist keus: naast de Helwin Beta, die nu dus bijna klaar is, zijn er nog 4 projecten gaande. Ze moeten allemaal de komende vijf jaar in de Noordzee komen te liggen om de stroom van windmolenparken efficiënt te transporteren.
 

De Helwin Beta van buiten

Het station zelf is van buiten een gigantische gele doos, 28 meter hoog en honderd meter lang. Binnenin zijn er verschillende verdiepingen met als kloppend hart de omvormkamer: daar komt de wisselstroom van de windmolen binnen en wordt het via een reeks van 12 omvormers tot gelijkstroom gemaakt. Die wordt vervolgens via een dikke kabel over de zeebodem naar een wisselstation aan land gebracht.
 
Omdat gelijkstroom een plus en een minpool heeft, is het hele platform van binnen symmetrisch: elke kamer heeft een tegenhanger iets verder in de gang. Onder de omvormkamer liggen ruimtes waar de stroom zo wordt vervormd dat hij in een kabel 'past'. De inhoud van de kamers lijkt niet indrukwekkend: drie pilaren en wat snoeren hier een daar, maar vooral veel lege ruimte. Die is echter nodig, zodat de stroom die binnenkomt op een veilige manier omgezet kan worden naar iets transporteerbaars.
 
Het station zal gekoppeld worden aan het Helwin Alfa-station, dat nu al op locatie ligt en bijna operationeel is. Die koppeling komt de makers goed uit, omdat ze daardoor flink kunnen besparen op dingen als huisvesting voor eventueel personeel, een helikopterlandplek en andere faciliteiten. In principe moeten beide platforms trouwens onbemand kunnen opereren: overal hangen camera's en sensors om te zorgen dat een operator aan land de boel in de gaten kan houden.

Tennet hoopt binnenkort te horen of ze ook netbeheerder op zee kunnen worden in Nederland. Waarschijnlijk zijn voor de relatief kleine Nederlandse windmolenparken geen enorme 690 MW-stations nodig. Bovendien komen de parken minder ver uit de kust te liggen. In de Nederlandse zeeën zullen we dus niet snel zo'n monsterproject als de Helwin zien.