Reizen per spoor is een beschaafde vorm van je verplaatsen. Als er tenminste ook werkelijk sprake is van verplaatsen, stelt columnist Marcel Möring.

 

Om vier uur overwoog ik ernstig om een fiets te kopen en van Amsterdam naar huis te fietsen. Een bijzonder onrealistisch plan, want ik heb in geen twintig jaar gefietst. Bovendien zou de tocht van hartje Amsterdam naar mijn dorp in Friesland 180 kilometer lang zijn en volgens de optimistische voorspelling van Apple Maps iets meer dan acht uur duren. Eerder acht dagen, vermoedde ik, mijn fietshistorie indachtig.

Het was woensdag en de omroepinstallatie van Amsterdam Centraal was een kakofonie van onheilsberichten. De trein naar hier ging niet vanwege koperdiefstal, die naar daar werd gehinderd door een kapotte locomotief, een andere trein reed niet vanwege iets met de brandweer en de mijne bestond ineens niet meer. ‘Dit reisadvies vervalt’, zeiden zowel de borden als de app.

Hoezo ‘reisadvies’? Sinds wanneer is een dienstregeling een kwestie van blijkbaar vrijblijvende adviezen: je kunt dit doen, of iets heel anders, laat duizend bloemen bloeien, maar pin ons nergens op vast?

Ondertussen was mijn poging om huiswaarts te keren gesmoord. Er kon van alles aan de hand zijn – kangoeroes op het spoor, een demonstratie van biologisch-dynamische boeren, spoorstaafrot ter hoogte van Lelystad – maar de NS wilde er niets over zeggen. Er was een advies verstrekt en dat was weer vervallen. Het is mogelijk dat de omroepstem iets had meegedeeld in de trant van alternatieve reisadviezen, maar daar heb je als dove niets aan. Wat uit de luidsprekers komt, is voor mij Swahili en op de borden wordt geen alternatief voor de uitgevallen trein geboden. Adviseren doen ze bij de NS graag, maar er is een grens.

‘Ik reis te weinig met de trein om mijn abonnement eruit te halen’, zei Harry, bij wie ik mij beklaagde, ‘maar ik houd het toch aan.’

Ik ook. Het NS-abonnement is voor mij het laatste restant hoop op een Nederland waar publieke voorzieningen nog iets betekenen. Hoewel het goedkoper en sneller is om met de auto te gaan, reis ik met de hardnekkigheid van een afgewezen minnaar per spoor naar de

Randstad en wil ik mij niet scharen in het koor van spoorwegen-bashers dat met de regelmaat van de klok zit af te geven op de NS.

Maar de spoorwegen maken het je niet makkelijk om van ze te houden. Een paar weken geleden eindigde een bezoekje in Rotterdam voor mijn vrouw in een geĂŻmproviseerde overnachting bij haar jongste zoon omdat reisadvies na reisadvies uitviel tot er niets meer was om uit te vallen. Ze bracht de nacht door op een matras op de vloer terwijl haar inderhaast gewassen ondergoed op de verwarming lag te drogen.

‘Nooit meer’, zei ze, toen ze een dag later thuiskwam.

Ik begreep wat ze bedoelde. Het was het zoveelste incident geweest. Desondanks neem ik zelf steeds weer de trein. Al was het maar omdat je je als auto­rijder kapot verveelt achter het stuur. Je hoeft nauwelijks handelingen te verrichten, de gps wijst de weg en de radio biedt niets dan eindeloos herkauwd nieuws of dj’s die zo dol zijn op zichzelf dat er nauwelijks nog muziek aan te pas komt. Een aap kan van Friesland naar Rotterdam rijden. Dan lees ik liever een boek in het overbevolkte hondenhok op wielen dat tegenwoordig doorgaat voor de eerste klas.

Sinds wanneer is een dienstregeling een kwestie van blijkbaar vrijblijvende adviezen

Reizen per spoor is een beschaafde vorm van je verplaatsen. Als er tenminste ook werkelijk sprake is van verplaatsen.

Het helpt niet om in het noorden te wonen. Morgen heb ik een afspraak met mijn zoon en dochter in Rotter­dam en een blik op de reisadviezen leert dat ik daar op zijn snelst tweeĂ«nhalf uur over doe – overstappen op Schiphol, bijbetalen voor de Intercity direct – en in het andere geval twee uur en drie kwartier met twee overstappen. 

Eerst moet ik natuurlijk naar het dichtstbijzijnde treinstation rijden, parkeren en in Rotterdam naar mijn bestemming lopen. In totaal ben ik drie-en-een-half uur onderweg. Kosten – trein­abonnement, auto, parkeren – zo’n zeventig euro. Met de auto ben ik er sneller en goedkoper, hoef ik niet over te stappen en loop ik nauwelijks de kans dat ik strand wegens vervallen adviezen, koperdiefstal of exotische zoogdieren.

En toch neem ik de trein. Ik blijf volharden in een liefde die soms wat van één kant lijkt te komen. 

Romantiek stelt niets voor als je er niet voor wilt lijden.


Tekst: Marcel Möring. Begin 2025 verschijnt zijn roman Mordechai, het verhaal van een schrijver met een onstilbare honger naar vrijheid
Portret: Harry Cock