Heel Nederland is aan het verbloembakken
Architect en beeldend kunstenaar ir. John Körmeling heeft het Nederlandse paviljoen voor de World Expo 2010 in Shanghai ontworpen: Happy Street. De 450 m lange straat bestaat uit gebouwen die innovaties uit Nederland tonen en verraadt daarbij Körmelings mening over de Nederlandse architectuur. ‘Ik val voor het moderne bouwen uit de jaren twintig, vijftig en zestig, eigenlijk het tegenovergestelde van nu.’
‘Klep klep’ staat er op de brievenbus van het wat morsige, witte gebouw tegenover het DAF-museum aan de Tongelresestraat in Eindhoven. Na wat geklepper doet ir. John Körmeling de deur open en gaat zijn bezoeker voor door een gat in de muur naar zijn werkplaats. Die vrolijk rommelige ruimte lijkt meer op de garage van een knutselaar dan op een werkkamer van een architect. Körmeling, die zijn opleiding Bouwkunde aan de TU Eindhoven volgde, is dan ook geen gewone architect. Hij maakt dingen, veelal van staal, zoals een huis dat op een grote schijf ronddraait in Tilburg, een kassahuisje voor rondvaartboten in Leiden, een fietsenstalling op de Scheveningse boulevard, een parkeerkleed, een vierkante auto met Continu Variabele Transmissie, een Hi Ha-kroonluchter op Schiphol, en een reuzenrad voor auto’s.
Wortelmodellen
Daarnaast experimenteert Körmeling met wortelmodellen, waarbij de ribben en diagonalen steeds wortels maal een eenheid zijn. Verder ontwerpt hij een nieuwe jaartelling, beginnend bij de eerste stap van de mens op de maan, een slim wegenstelsel voor Nederland, en een nieuwe opzet voor de presentatie van nieuws (Nieuws Opnieuw, op 13 september 2000 door Eindhovens Dagblad in de praktijk gebracht). Ook heeft hij berekend dat het ontwerp van zijn wereldberoemde collega Rem Koolhaas voor het gebouw van de Chinese staatstelevisie in Peking in oorsprong moet zijn bedoeld voor de herbebouwing van Ground Zero in New York.
Al het asfalt voor privégebruik is genoeg om de snelwegen te verbreden tot twintig banen
Kortom, Körmeling zit boordevol ideeën en invallen. Dat levert nogal eens kritiek op. Zo was er eind jaren tachtig, begin jaren negentig grote ophef over de neonletters die hij had gemaakt voor een seniorenflat in Vlaardingen. Dat gebouw was ontworpen door Koolhaas en zijn bureau OMA, en Körmeling wilde er ‘De negende van OMA’ op plaatsen. Maar dat was een belediging van de bejaarde bewoners van die flat, vond de omgeving. Körmeling kan nog steeds boos worden op de verantwoordelijken, de plaatselijke politici en toenmalig PTT-directeur Wim Dik, mede-eigenaar van het gebouw.
Heel wat bekende architecten hebben een staat op te houden als het gaat om eigenwijsheid, maar Körmeling lijkt daar nog een schepje bovenop te willen doen. Maar anders dan hedendaagse coryfeeën als Koolhaas, Carl Weber en Cees Dam is Körmeling veel speelser. In de jaren zeventig noemden ze dat ludiek en de Amsterdamse Eindhovenaar heeft wel wat van een provo après la lettre.
Fabrieken
Dat wil niet zeggen dat hij niet meent wat hij zegt, verre van dat. Hij wijst op de nieuwbouw aan de overkant van het kanaal waarlangs hij woont en maakt zich oprecht boos. ‘Moet je dat nou toch zien’, roept hij uit. ‘Daar word je toch gedeprimeerd van. Er stonden prachtige fabrieken van Philips, maar die zijn rigoureus gesloopt. Gelukkig zit hier verderop nog een fabriek van Campina.’ Körmeling heeft het niet op de hedendaagse architectuur. Hij is het absoluut niet eens met de opmerking dat die Philips-fabrieken overwegend deprimerende, sombere gebouwen waren, waaraan geen architect te pas was gekomen. ‘Die waren ontworpen door Dirk Roosenburg, een architect van naam’, werpt hij tegen. ‘Laatst was ik in Diergaarde Blijdorp in Rotterdam, die ooit is ontworpen door Sybold van Ravensteyn. Dat prachtige ontwerp is nu genadeloos afgemaakt. Overal is bamboe neergezet; je ziet geen ruimte meer. Alles in Nederland wordt steeds benepener. De openbare ruimte raakt meer en meer afgesloten. Er worden steeds meer straten aangelegd voor strikt persoonlijk gebruik. Al dat asfalt in de Vinex-wijken, dat is allemaal puur privé. Als je dat van die mafkezen zou afpakken, dan heb je genoeg asfalt om overal in Nederland de snelwegen te verbreden tot twintig banen.’
Hij loopt weer naar het raam. ‘Kijk, die kade langs het kanaal was een brede weg. Daar hebben ze een smalle rijbaan van gemaakt, die net breed genoeg is voor een auto en een fietspad. En kijk, die stoep daar loopt dood bij die nieuwe huizen. Die moesten zo nodig naar voren worden gezet. Wie bedenkt nou zoiets? Ook de kademuur moest toen worden vernieuwd, terwijl er niets mis was met de oude. Nu hebben ze een nieuwe aangelegd die waarschijnlijk eerder toe is aan vervanging dan de oude.’
Met de beste bedoelingen gaan allerlei prachtige bouwwerken tegen de vlakte
De in Amsterdam geboren bouwmeester heeft geen goed woord over voor de inrichting van Nederland. ‘Met de beste bedoelingen worden allerlei prachtige bouwwerken vernield en raakt Nederland verbloembakt. Alles lijkt alleen maar lelijker en slechter te worden.’ De wereldtentoonstelling die vanaf maart 2010 plaatsvindt in Shanghai, is voor Körmeling als ontwerper van het Nederlandse paviljoen een uitgelezen kans om te laten zien hoe de wereld er volgens hem op vooruit kan gaan. In zijn Happy Street krijgt de bezoeker niet alleen de nieuwste Nederlandse technologie te zien, maar ook het puikje van de Nederlandse architectuur volgens Körmeling, waaronder een doorzonwoning en een kopie van het Rietveld Schröderhuis. Overigens komt er geen steen te pas aan die architectonische staalkaart van Nederland; Körmeling bouwt in staal dat met polyurethaan is bedekt.
‘Het thema van de wereldtentoonstelling is Better City, Better Life, een betere stad, een beter leven. Nederland gaat daar vooral dingen laten zien op het gebied van waterbeheer en -behandeling. Het grappige is dat mijn initialen, JK, lijken op het Chinese karakter voor water. Het begint allemaal met een goede straat, waaraan allerlei gebouwen staan met verschillende functies. Het zijn dus niet allerlei eilandjes waar wonen, werken en recreëren zijn gescheiden, maar door elkaar geplaatste gebouwen aan een doorgaande weg. En in die bouwwerken moeten allerlei slimme dingen zijn te zien.’
Samen met zijn opdrachtgever, het ministerie van Economische Zaken, beslist Körmeling welke innovaties Happy Street zal tonen. ‘De straat krijgt een gebouw dat geheel zelfvoorzienend is qua energie. We gaan iets laten zien om uit vuil water waterstof te maken. Ik hoorde dat er een techniek is om zonnecellen te spuiten, dat is ook een kanshebber. Verder komt er een systeem waarbij met behulp van osmose energie is te winnen en een experiment uit Wageningen om voedingsgewassen te kweken op brak water. Voor mijn part faken we dat, het gaat vooral om het achterliggende idee. Ook een auto met een stirlingmotor, al een oud plan, moet in Happy Street een plaats krijgen. Net als een auto die geparkeerd een verlengstuk van een huis vormt en waarbij aan de uitlaat een theezakje is te hangen om thee te zetten van het water dat daar uit komt. Daarnaast denk ik aan bedrijven als ASML en Philips Medical Systems. Ik hoorde dat ze bij Philips een apparaatje hebben ontwikkeld waarmee je, met behulp van ultrasoon, bij jezelf naar binnen kunt kijken.’
Magneet
‘Wat mij betreft krijgt ook kunst een plaats in Happy Street, want die kan ook vernieuwend zijn’, vervolgt Körmeling. ‘En dan mag het best zo zijn dat er in een gebouw maar één beeld staat. Voor de zwevende steen van Wim T. Schippers, een van de beste kunstenaars van Nederland, moet er ook ruimte zijn. Natuurlijk is die ook nep: het is geen steen, maar een magneet.’
Op een van de tafels in zijn gezellig rommelige werkplaats staat een maquette van de ‘gelukkige straat’, een wat gammel ogend bouwwerkje van staaldraad en piepschuim. Het is wat lastig voor te stellen dat de beoordelaars op basis van die maquette Körmeling de opdracht hebben verleend. ‘Gelukkig kijken mensen als Mels Crouwel, Jan Doets, Erik Kessels en Martijn Sanders (leden van de beoordelingscommissie, AS) daar doorheen.’
Zijn ontwerp met de ronddraaiende, oplopende straat doet een beetje denken aan de schetsen van ‘de stad van de toekomst’ uit de jaren zestig en zeventig. ‘Dat idee is nu helemaal weg’, constateert Körmeling. ‘Alles moet onder de grond. Heel vreemd, ik begrijp daar helemaal niks van. Ik val voor het moderne bouwen uit de jaren twintig, vijftig en zestig vanwege het extraverte, vanwege de zon, het licht en de ruimte, eigenlijk het tegenovergestelde van nu.’ Hij pakt er een map met foto’s bij van zijn favoriete gebouwen die deels ook een plaats in zijn Happy Street zullen krijgen: de Loodswoningen in Vlissingen, een trafogebouwtje, een boerderij met een gordijnornament, de Kromhoutloods in Amsterdam, een ontwerp van Theo van Doesburg en Cornelis van Eesteren uit 1923 dat nooit is gebouwd, Cineac in Amsterdam, een winkelpleintje, een theehuis aan de Vecht. ‘Dat is toch gewoon een feest’, zegt hij regelmatig. ‘Schitterend, toch?’ Een vipgebouw in de vorm van een kroon dat Körmeling heeft ‘geleend’ van een hotel in Shanghai vormt de kroon op zijn Happy Street.
Kunst kan ook vernieuwend zijn
Ondertussen wordt hij gebeld: een enthousiaste Chinese collega aan de lijn. Körmeling gaat een paar dagen later naar China en heeft meteen een afspraak gemaakt. ‘Het is altijd handig daar contacten te hebben, en misschien komen daar wel vervolgopdrachten uit voort’, zegt hij erg zakelijk voor een strijder voor de goede smaak.
In september wordt het echt spannend, want dan begint de bouw van Happy Street. ‘Alles zit nu in de computer, maar we zullen dan veel ter plekke zijn om beslissingen te moeten nemen. Het is namelijk nogal een complex ontwerp. We, dat zijn onder meer Rijk Blok van ingenieursbureau ABT, die de projectleider is. In Nederland heb ik alles gedaan met Willem Schrammeyer, een scheepsbouwer en een geweldige vakman, maar dit was te groot voor hem. Ik werk ook samen met Bas Haring; we hebben samen een boekje geschreven. Hij zit in Leiden, midden tussen de uitvindingen die we eventueel in Happy Street kunnen gebruiken. En ik werk samen met Gumbah, een geweldige kerel.’ Hij pakt een gebreide Gumbah-sjaal met de tekst ‘Bidden maakt dik’. ‘Hij gaat misschien wat doen voor de aankleding van de straat.’ Als het aan Körmeling ligt, wordt het een feest in Shanghai. (Arnaud Schrauwers)