Vanaf vandaag kunnen de Haringvlietsluizen op een kier: ze blijven open wanneer het waterpeil in het Haringvliet lager is dan de zee buitengaats. Trekvissen als zalm en zeeforel bereiken zo weer gemakkelijker hun paaigebieden stroomopwaarts in de Rijn en de Maas.

Read this article in English

Voor de kier geldt wel een harde voorwaarde: er moet voldoende aanvoer van zoet rivierwater zijn, want het zoute water vanuit zee mag niet verder doordringen dan tot de lijn Middelharnis-Spui. Het betekent dat op dit ogenblik, met de huidige lage rivierwaterstanden, de sluizen dicht blijven.

Doel van het kierbesluit is om het voor trekvissen als zalm en zeeforel weer mogelijk te maken naar hun paaigebieden verderop de Rijn en Maas en zijrivieren als Moezel en Main te zwemmen. Dat was na de voltooiing van de Haringvlietsluizen in 1970 niet meer mogelijk.  


De voordeur stond als laatste op slot

Ook elders in het stroomgebied waren door sluizen en sluizen barrières opgeworpen. Maar de afgelopen tien jaar is daar veel gebeurd om vispassage mogelijk te maken. De ‘voordeur’ van het Haringvliet was de laatste die nog moest worden geopend.

Wat het in werking stellen van het Kierbesluit uit 2013 lang heeft laten duren is dat er compenserende maatregelen nodig waren voor de aanvoer van zoet water naar het land rond dit deel van de Haringvliet. Daarvoor zijn innamepunten verplaatst. Sinds de Deltawerken is de landbouw in Zuid-West Nederland gebaseerd op zoetwateraanvoer.
 

Aanpassingen aan de zoetwaterinlaten rond het Haringvliet.


De kier is overigens niet zodanig groot dat in het Haringvliet de invloed van eb en vloed merkbaar zal zijn: het rivierwater blijft bepalend. Bij hoge afvoeren is de opening een vijfde van de maximale die bij eb rivierwater op zee loost.


Ruimere openstelling

In een essay pleiten Bas Roels van het Wereld Natuur Fonds, Ties Rijcken van het webplatform Flows en Wim Braakhekke en Alphons van Winden van bureau Stroming voor natuur- en landschapsontwikkeling voor een ruimere openstelling. Zij voorzien dat de sluizen vanwege de afspraak over indringend zoutgehalte zo’n 100 dagen in het jaar toch dicht zullen zijn. Voordeel van ruimere openstelling is dat de ecologische rijkdom van de achterliggende rivieren sterk zal verbeteren.

Consequentie van zo’n ruimere openstelling is dat het zout vanuit zee landinwaarts zal oprukken. Dat is volgens het essay deels te compenseren door een deel van het rivierwater dat nu door de Nieuwe Waterweg naar zee gaat voor de Haringvliet te gebruiken.


Extra zoetwater

Dat ‘doorspoelen’ van de Nieuwe Waterweg is nu nodig om daar het zout tegen te houden en te voorkomen dat het oprukt tot aan de waterinlaat bij Gouda. Die voorziet de tuinbouw aldaar van zoet water.

Voor de waterinlaat bij Gouda bestaat al een alternatief, namelijk vanuit de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal. Die is bijvoorbeeld ook gebruikt tijdens de droogte van afgelopen zomer, en kan net zo goed structureel, aldus het essay.

Rond de Zuid-Hollandse eilanden zijn de waterinlaatpunten verder stroomopwaarts te verplaatsen. Dat kost enige honderden miljoenen euro.
 

Consequenties van een ruimere kier voor de zoetwaterpunten. Illustratie Flows.


Verfijnd sluitingsregime

Verder pleiten de essayisten ervoor het sluitingsregime niet alleen te laten bepalen aan de hand van de aanvoer van Rijnwater bij Lobith, maar veel verfijnder op basis van de situatie in het gehele rivierbekken. Betrek ook de waterstanden elders in Rijn en Maas erbij. Want de aanvoer bij Lobith kan aan de lage kant zijn, terwijl er bovenstrooms door regen wel veel water staat. Dat is aantrekkelijk voor de trekvissen, maar de sluizen van het Haringvliet staan dan toch dicht vanwege die lage aanvoer bij Lobith. Ga hier anders mee om, aldus het essay, want de zoetwatervoorziening heeft buffers genoeg om iets meer zout achter het Haringvliet aan te kunnen.

Hieronder een animatie van Flows over het essay:
 

Openingsbeeld: de Haringvlietsluizen.