Half juni teken ik tijdens de Paris Airshow een nieuw samenwerkingscontract op het gebied van onderwijs en innovatie met de grootste vliegtuigbouwer van Europa. Wat Airbus wil? Een rol spelen in het onderwijsprogramma van mijn faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft.

De vliegtuigbouwer staat hierin niet alleen. In Europese paneldiscussies hoor ik de wens van bedrijven om mee te praten over het ingenieursonderwijs stelselmatig terugkomen. Op zich is dat begrijpelijk: voor bedrijven is het essentieel dat ze het talent vinden dat ze zoeken. Maar wat levert het op voor de ingenieur?

Word je een betere ingenieur als het bedrijfsleven heeft meegedacht over je onderwijsprogramma? Ik zeg ja! Maar alleen als we zelf het curriculum blijven bepalen.

Ik zie het als mijn taak als decaan om onze opleiding zo in te richten dat die de student zo goed mogelijk voorbereidt op de arbeidsmarkt.

Om een uitstekende ingenieur af te leveren moet ik de wensen van de arbeidsmarkt overstijgen

Die arbeidsmarkt is, ten opzichte van toen ik afstudeerde, behoorlijk veranderd. Zo vragen bedrijven meer dan ooit van ingenieurs dat zij én complexe technische problemen kunnen oplossen én dat ze uitstekend communiceren en samenwerken met teamgenoten uit andere landen en andere vakgebieden. Om een goede baan te vinden moet je als ingenieur op deze punten bovendien kunnen concurreren op een internationale arbeidsmarkt. Voor mij is dit reden genoeg om de ‘afnemers’, zoals bedrijven, overheden en onderzoeksinstellingen, te laten meedenken.

Maar om een uitstekende ingenieur af te leveren moet ik de wensen van de arbeidsmarkt overstijgen.

Allereerst zijn die wensen veel te divers voor een samenhangend onderwijsprogramma. Ingenieurs komen immers bij veel verschillende bedrijfstakken terecht. Van de lucht- en ruimtevaartingenieurs die mijn faculteit aflevert, vindt de helft een baan in het eigen vakgebied. De andere helft wordt ingenieur in een andere sector, kiest voor consultancy of bankwezen, of start een eigen bedrijf.

Ook weten bedrijven vaak zelf niet precies wat ze van een opleiding willen. Tijdens een workshop in Brussel over de ‘ingenieur van de toekomst’ vorig jaar gaven de deelnemende bedrijven toe niet te kunnen inschatten welke kennis en vaardigheden een ingenieur tussen nu en dertig of veertig jaar precies nodig heeft.

Het curriculum moet je opleiden tot onafhankelijke denker

Maar de belangrijkste reden is wel dat je als ingenieur op je best bent als je een onafhankelijke en kritische denker bent, die zich snel nieuwe kennis en vaardigheden eigen kan maken. Ons onderwijsprogramma moet studenten in staat stellen zich tot onafhankelijke denkers te ontwikkelen.

Ik geloof in het praten met het bedrijfsleven als gelijkwaardige partners. Ook met Europa’s grootste vliegtuigbouwer praat ik straks over wat die van een ingenieur verwacht. Heb je als pas afgestudeerde ingenieur daardoor betere kansen op een baan? Daarvan ben ik overtuigd. Word je ook een betere ingenieur? Ja! Maar alleen als het curriculum je opleidt tot onafhankelijke denker.

Prof.dr.ir.drs. Hester Bijl is decaan van de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft.