Eind jaren negentig maakte ik, uit frustratie over de politiek, grappen over de alternatieve partij die ik zou moeten oprichten: ‘GroenRechts’.

Deze partij zou het helemaal anders aanpakken. In ruil voor een kleine overheid en lagere belasting moesten bedrijven CO2-neutraal en plasticvrij worden. Wie vervuilde, zou minder kansen krijgen.

Kinderen zouden we laten opgroeien in de natuur om ze voor te breiden op een postindustriële beroepskeuze. De wetenschap kreeg de vrije hand om bij te dragen aan het behoud van obscure talen en biodiversiteit, het tegengaan van klimaatverandering en andere grote maatschappelijke opgaven. Het koningshuis kon mooi dienen als diplomatiek middel om andere landen te winnen voor ons groene model.

Ik ben bang dat het niet is gelukt met GroenRechts, ondanks deze onweerstaanbare beginselen. De strijd tegen klimaatverandering lijkt in Nederland nog steeds geen prioriteit.

In Singapore, waar ik nu zit, wordt die verantwoordelijkheid wel degelijk gevoeld. Hier maak ik mee hoe een klein land alles op alles zet om het tij te keren. In dit sinds 1965 onafhankelijke landje - je rijdt in drie kwartier van oost naar west - heeft de economie zich razendsnel ontwikkeld.

De stadstaat kent een klasse ‘krankzinnig rijke Aziaten’ en een grote expat-community. Er is een geweldig sociaal vangnet van hoogwaardige zorg, onderwijs, werkverschaffing en sociale woningbouw. Veertig jaar geleden was men hier armer dan in India, nu geldt Singapore als een van de modernste en welvarendste metropolen.

Het nieuwe, officiële vijfjarenplan Singapore 20/25 is net uit. De universiteit waar ik werk, de Nanyang Technological University (NTU), heeft een eigen plan dat daaraan is gekoppeld. Een van de kernpunten is het versterken van het interdisciplinair onderzoek en onderwijs, waarvoor ik deels verantwoordelijk ben.

De overheid eist fundamentele bijdragen van de academische wereld, ten behoeve van de bevolking

Het NTU kent al een aantal goede, interdisciplinaire voorbeelden, zoals mijn eigen Institute of Science and Technology for Humanity en het National Institute of Education. Dat laatste instituut leidt alle onderwijzers in Singapore op en heeft daarmee grote invloed op de samenleving.

De universiteit heeft ervoor gekozen een universiteitsbreed curriculum te maken. Zes maanden uit het eerste bachelorjaar wordt een gezamenlijk interdisciplinair curriculum. Zesduizend studenten gaan in teams aan de slag met problemen zoals klimaatverandering, ongelijkheid en vergrijzing.

Daarnaast werken we samen met andere universiteiten en in overleg met de overheid aan langlopende, fundamentele onderzoeksprogramma’s naar bijvoorbeeld nieuwe technologie voor het ondersteunen van kritische stedelijke infrastructuur maar ook naar maatschappelijke verandering en sociale cohesie.

De overheid eist fundamentele bijdragen van de academische wereld, ten behoeve van de bevolking. Anders dan in Nederland, waar de behoefte van het bedrijfsleven nogal eens de voorrang krijgt. Al deze initiatieven komen voort uit de visie om van Singapore een land te maken waar de bevolking graag wil wonen. Het is er veilig, groen en welvarend.

Etnisch is de bevolking heel divers en sociale cohesie wordt gezien als essentieel. De zeespiegelstijging zal ingrijpend zijn voor Singapore en daarom moet er hard getrokken worden aan innovatie. Maar Singapore kan alleen gedijen wanneer de landen eromheen (Maleisië, Indonesië, China) er baat bij hebben dat het goed gaat.

Singapore’s welvaren op de lange termijn is afhankelijk van het nut dat andere landen daarbij hebben. Daarom moet Singapore vooroplopen, een levend laboratorium van innovatie, kennis, sociale cohesie en duurzaamheid zijn dat de andere grotere en sterkere landen zo tot inspiratie kan zijn. GroenRechts heeft men daarbij niet nodig.


Tekst: Vanessa Evers, hoogleraar social computing and robotics en sinds vorig jaar directeur van het nieuwe Institute of Science and Technology for Humanity in Singapore.
Foto: Rikkert Harink