Minister Eric Wiebes van Economische Zaken wil dat grootgebruikers vanaf 2022 geen Gronings gas meer gaan gebruiken. De betrokken bedrijven voelen zich overdonderd door deze boodschap. Het Ministerie van Economische Zaken heeft het onderwerp, dat al in 2011 werd geagendeerd, laten sloffen.

Anderen tot haast manen terwijl je zelf zaken op zijn beloop laat. Zo laat het gedrag van het Ministerie van Economische Zaken zich het beste schetsen.  Ze willen dat grootverbruikers van het Groningse gas afstappen.

Dat de minister met zijn brief komt - de NOS wist er zijn hand op te leggen - is goed te verklaren na de aardschok in het Groningse Zeerijp van twee weken geleden (lees ‘Groningen krijgt nog meer zware aardschokken’). De minister heeft in reactie daarop gezegd dat de aardgasproductie omlaag moet. Maar dat kan alleen als de leveringsverplichting het toestaat. Want de minister heeft weliswaar veel goed te maken in Groningen, als van vandaag op morgen de gaslevering uit Groningen stopt zal het land te klein zijn voor alle gebruikers die dan zonder gas zitten.


Minder Gronings gas vereist minder leveringsplicht

De minister moet dus af van zijn leveringsplicht. En dan zijn de grootverbruikers die nu nog op Gronings stoken, zo’n 200 in totaal, gemakkelijker en sneller te benaderen dan miljoenen huishoudens. Dus kregen die grootverbruikers de brief met de mededeling: u kunt nog tot en met 2022 Gronings gas gebruiken, daarna moet u omschakelen naar duurzame energie of gas van andere oorsprong.

De bedrijven reageerden bij monde van hun belangenvereniging VEMW welwillend, maar met zorg: ‘Duizenden branders, honderden installaties (ketels en WKK’s) en meetapparatuur ombouwen vergt niet alleen grote investeringen die de gasafnemer zelf geen voordeel opleveren, maar moet ook zorgvuldig gebeuren uit oogpunt van veiligheid, doelmatigheid en organisatie.’


Samenstelling van het gas

De pijn zit ’m in de samenstelling van het gas. Dat uit Groningen is laagcalorisch. Per volume-eenheid zit er minder energie in dan gas uit andere velden in Rusland, Noorwegen, Algerije of Qatar, of het gas uit de kleine Nederlandse velden. Dat is allemaal hoogcalorisch. Het gaat om een natuurlijk gegeven, bepaald door de vorming van het gas in lang vervlogen tijden.

Nederland is na de ontdekking van het gas bij Slochteren geheel ingericht op de Groningse gaskwaliteit. En ook al is die laagcalorische kwaliteit op de wereldmarkt uitzonderlijk (men spreekt ook wel van het Groningse gaseiland), hij heeft in Nederland altijd gefunctioneerd als standaard voor branders, gasmotoren, turbines, enzovoorts. Het gas uit de Nederlandse kleine velden en een deel van het gas dat wordt geïmporteerd wordt dan ook op die laagcalorische Groningse kwaliteit gebracht door er stikstof bij te mengen. De bestaande installaties daarvoor zitten echter min of meer op hun maximale capaciteit. Daarnaast gaat een groot deel van het geïmporteerde hoogcalorische gas in het speciaal daarvoor gereserveerde leidingnet. Grote industriële installaties maken daar gebruik van.

Het hoofdleidingennet voor gas. Zwart: Gronings gas. Geel: Hoogcalorisch gas.

In onze sterk gereguleerde gasmarkt is het Ministerie van Economische Zaken altijd degene geweest die bepaalt wat voor gas er wordt gebruikt. Dat is ook wel logisch: consumenten en bedrijven moesten eerst op het Groningse aardgas, dus dat veranderen kan niet zonder de overheid. Economische Zaken vervult dan ook een sleutelrol bij het gebruik van laag- of hoogcalorisch gas.


Hoe heeft Economische Zaken het onderwerp laten sloffen?

Niet heel wezenlijk, maar in het licht van de brief van minister Wiebes wel pikant: minister Wiebes liet een maand geleden de optie om een extra stikstoffabriek te bouwen (die buitenlands gas naar Groningse kwaliteit brengt) schieten. Het ging om een installatie die jaarlijks 5 tot 7 miljard m3 gas kon omvormen, precies de hoeveelheid die de door Wiebes aangeschreven grootverbruikers gebruiken. Het in werking stellen van de fabriek zou vier tot vijf jaar duren. De vraag is echter hoe verstandig het is om op die bijzondere Groningse gaskwaliteit te blijven zitten.

Belangrijker is dat de discussie over de gassamenstelling en de omschakeling naar meer hoogcalorisch gas al zeven jaar speelt. Dat was de tijd waarin concepten als Nederland Gasrotonde en de aanleg van terminals voor met schepen aangevoerd vloeibaar aardgas (LNG) volop in de belangstelling stonden. In die tijd moest men dus ook iets bedenken voor gas van andere samenstelling dan het Groningse.


Start de transitie op tijd

In 2011 verschenen daarover een rapport met de sprekende titel ‘Gaskwaliteit voor de toekomst’. Daarin pleiten de samenstellers voor aanpassing van de apparatuur zodat die een breder palet aan gassamenstelling aankan. ‘Dat is het meest toekomstvast.’ En, schrijven ze, ‘Door tijdig met de transitie te starten kunnen de kosten van de transitie over een grotere periode worden uitgesmeerd alsmede in de reguliere planningsschema's van onderhoud en investeren worden meegenomen, hetgeen ten gunste komt van de betreffende afnemer die zijn apparatuur dient aan te passen.’

De toenmalige minister Maxime Verhagen beperkt zijn beleid echter tot de bedrijven die dan al zijn aangesloten op het zogeheten hoogcalorische gasnet. Voor het Groningse gas kiest hij de gemakkelijkste weg: de levering moet zolang mogelijk gegarandeerd zijn. ‘Met het verlengen van de transitieperiode wil ik voorkomen dat in de verre toekomst een toestel van een consument en andere gebruikers niet meer bruikbaar is. Vooralsnog heb ik deze periode kunnen verlengen van 2011 tot 2021. Ik ben nu in overleg met Gasunie en GasTerra om ook daarna zo lang mogelijk een ongewijzigde gassamenstelling te garanderen’, aldus minister Verhagen in een brief van 28 maart 2011.

Je kan zeggen: wijsheid komt altijd achteraf. Het is makkelijk praten met de kennis van nu. Maar alle ingrediënten lagen in 2011 al op tafel om de overgang naar ander gas, die minister Wiebes nu zelf voor elkaar moet zien te krijgen, op een beter passend tempo uit te voeren.