Bronnen van groei en innovatie
Binnen de technische sectoren zijn het vooral de kleine bedrijven die zullen zorgen voor groei en innovatie. Het combineren van internet met fysieke producten brengt de start-ups en de maakindustrie samen.
Eerst het slechte nieuws: het aantal banen in de technische sectoren zal de komende tijd nog met een paar procent afnemen. Voorspellingen van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) laten een daling zien in bijna alle sectoren, ook de techniek en industrie. Maar de grootste schade lijkt inmiddels geleden en de industriesector krimpt gemiddeld nog maar 0,2 % in de komende vijf jaar. En de IT en telecommunicatie groeien wel, met 0,4 % meer banen in 2018.
Het ROA onderzocht ook de arbeidsperspectieven per opleidingsniveau, waaruit bleek dat ook hbo’ers en wo’ers maar een matige kans maken op een baan na hun studie. Oorzaak is het overschot aan hoogopgeleiden, terwijl er niet meer banen komen; meestal vervangen starters werknemers die met pensioen of zwangerschapsverlof gaan. Dat overschot is echter vooral afkomstig van de alfa- en gammastudies. Overal het algemeen vinden bèta’s eerder een werkplek; bedrijven hebben regelmatig een tekort aan technisch opgeleiden. De krimp in de technieksector heeft dan ook geen betrekking op ingenieurs: de vraag naar hoogopgeleide technici blijft op zijn minst gelijk en neemt waarschijnlijk toe. Iets dergelijks bleek ook uit een rapport van ING dat de toekomst van de maakindustrie onderzocht: ondanks de blijvende concurrentie van landen als India kunnen de Nederlandse producenten concurrerend blijven. Daarvoor moet wel het hele productieproces worden geautomatiseerd, waardoor de mensen aan de lopende band steeds minder nodig zullen zijn.
Een andere conclusie uit het rapport is dat de R&D-budgets toenemen. ‘Dat zal voor meer ingenieursbanen zorgen’, stelt Jurjen Witteveen MSc van ING. ‘De focus zal op IT en sensoren liggen, innovaties die de automatisering vooruit helpen. Daarnaast moeten er nieuwe hightechproducten worden bedacht waarmee Nederland zich kan onderscheiden.’ Als de maakbedrijven hun kaarten goed spelen, kunnen ze als sector hun winst verdubbelen in de komende tien jaar. ‘Dat lijkt veel, maar de maakindustrie heeft van oudsher een grote marge. Omdat er grote investeringen nodig zijn, moet je immers ook meer verdienen.’ Bovendien hoeft die verdubbeling niet alleen van grote spelers te komen. ‘Ook kleine bedrijfjes kunnen snel groeien nu er weer meer vraag is van de consument. Zij blinken juist uit in het maken van producten voor de consumentenmarkt.’
Kleine bedrijven lijken inderdaad een belangrijke factor in de groeiende techindustrie. Dat is ook wat een rapport van ABN AMRO, dat afgelopen maand verscheen, uitwijst. De bank vergelijkt ons ondernemingsklimaat met dat van Silicon Valley, de start-uphemel in de Verenigde Staten, waar miljarden aan durfkapitaal beschikbaar zijn. ‘In Nederland is dat veel minder, maar dat betekent niet dat er niets is te vinden. Hier zijn immers ook veel minder bedrijven die om het geld strijden’, zegt Steven Peters, die namens de bank de sector Technologie, Media en Telecom in de gaten houdt. ‘Wel is het zo dat Nederlandse investeerders later instappen, als de start-up al wat verder is.’ Volgens Peters is het logisch dat steeds meer afgestudeerde ingenieurs een start-up beginnen of bij een jong, klein bedrijf gaan werken. ‘De cultuur bij grote bedrijven is toch anders. Bovendien zijn start-ups de grote innovators, waar nieuwe ideeën groeien en waar je ruimte krijgt. Maar aan de andere kant blijft de zekerheid van een groot bedrijf ook interessant.’
De stap naar de VS is voor sommige start-ups verleidelijk vanwege de grote markt en de beschikbaarheid van kapitaal. Regelmatig blijft de ondernemer echter in Nederland gevestigd en wordt voor internationale groei de stap naar landen om ons heen gezet. ‘Dat er in de VS meer investeerders zijn, betekent niet per se dat we binnenkort een braindrain meemaken in Nederland. Ook hier is genoeg te doen voor jonge mensen met een idee. Nederland heeft een goede digitale infrastructuur, waardoor het gemakkelijk is een internetbedrijfje te starten. Zowel voor de Nederlandse economie als de werkgelegenheid zijn start-ups belangrijk’, stelt Peters. Witteveen van ING bevestigt dat een bedrijf heel goed kan groeien zonder naar Amerika te gaan. ‘Vooral de Duitse industrie is voor Nederland belangrijk. Ik denk ook dat we veel van elkaar kunnen leren: de Duitsers hebben veel kennis over het proces, maar in Nederland zijn we creatiever en vrijer.’
Start-ups krijgen ondertussen steeds meer ruimte om te groeien met Hollands kapitaal. Verschillende banken en bedrijven, waaronder ABN AMRO en bladenuitgever Sanoma, investeren in de samenwerking met start-ups. Op die manier hopen ook de grote bedrijven dankzij de vindingen van de starters innovatief te blijven. ‘Die trend zal nog veel groter worden, ook in Nederland’, aldus Peters.
De start-ups zullen het volgens ABM AMRO vooral moeten gaan doen in de sectoren technologie, media en telecommunicatie. Dat is de groeimarkt, waarin innovatie het belangrijkst is en waar de omzetten het snelst groeien. Bovendien is in deze branche met één goed idee veel te verdienen – denk aan een succesvolle app (zie kader ‘Succesvolle starter’) of een nieuwe manier om chips te verkleinen. In de meer traditionele markten, die meer afhankelijk zijn van grote bedrijven die het kapitaal hebben om te produceren, is een start-up vaak minder succesvol.
Niets illustreert de samenwerking tussen grote en kleine bedrijven zo goed als de opkomst van wearables, draagbare apparaten die mensen zonder ongemak op het lichaam meedragen. Denk daarbij aan Google Glass, de computerbril. Consultancybedrijf Deloitte ziet wearables als de toekomst van technisch Nederland. Ze brengen de maakindustrie en de start-ups samen: de laatste kunnen eenvoudig met nieuwe ideeën en software komen, terwijl de grotere industrie de mogelijkheid heeft om de dingen massaal te produceren. De combinatie van internet en fysieke producten wordt volgens Deloitte een van de belangrijkste markten voor Nederland, met fabrieken die geautomatiseerd produceren, en mensen die ideeën bedenken en uitwerken. Google Glass is pas een beginnetje. Steeds meer apparaten zullen op het lichaam kunnen worden gedragen, zowel voor gezondheidszorg als voor gebruiksgemak. Die integratie van spullen en internet zal wereldwijd de consumentenmarkt gaan beïnvloeden en Nederland pikt een graantje mee, zo verwacht Deloitte.
De crisis is voorbij, de economie trekt weer aan. Dat is in ieder geval goed nieuws voor creatieve, jonge ingenieurs die het leuk vinden om bij een nieuw bedrijf te werken. Naarmate meer talent naar jonge bedrijven zal gaan, worden ook de grotere spelers gedwongen om te innoveren en meer ingenieurs aan te trekken. De arbeidsmarkt krimpt weliswaar nog even, maar voor hoogopgeleide technici ziet het er zonnig uit.