'Energiegelijkheid' zou wel eens hoge ogen kunnen gaan gooien, nu we langzaam afscheid nemen van fossiele brandstoffen, stelt columnist Marcel Möring. 
 

‘Is dat alles?’, zei mijn vrouw, toen ik het keramische ­kacheltje had uitgepakt.

‘Zoals Saskia en Serge zongen: het zijn de kleine ­dingen die het doen.’

‘Maar doet dit kleine ding het ook?’, zei mijn vrouw onverstoorbaar.

Ik moet bekennen dat ik ook sceptisch was. Het kacheltje was niet veel groter dan een pak diepvries­spinazie. Hoe moest dat een bijdrage leveren aan de verwarming van ons appartement in een negentiende-eeuws monument waar de gordijnen bewegen op de tocht en de kaarsen flakkeren als de wind verkeerd staat?

‘De kamer gaat-ie niet verwarmen’, zei ik, ‘maar mijn werkplek misschien wel en dan kan de thermostaat een graadje naar beneden.’

Mijn vrouw wierp mij de glimlach toe die ze bewaart voor de momenten waarop ik de grenzen van het realistische aftast. Bijvoorbeeld wanneer we een ambachtsman bij The Repair Shop iets zien repareren waarvoor geen hoop meer lijkt te bestaan en ik zeg: ‘Dat kan ik ook.’

Gelukkig gaat die glimlach gepaard met een schier onvoorwaardelijk geloof in mijn handvaardigheid, wat voor mij dan weer aanleiding is om vijfhonderd uur YouTubefilmpjes over meubel­restauratie te bekijken omdat zij een antiek kastje heeft dat nog van haar grootmoeder was en ik heb ­beloofd dat te restaureren.

Het is een precair evenwicht.

Omdat de heersende windrichting in Friesland altijd de verkeerde is, moest ik het kacheltje daags na het uitpakken aanspreken. Binnen een minuut was het onder mijn werktafel zo warm dat ik me er ongemakkelijk ­onder voelde. Vooral omdat het boven mijn tafel ijskoud was.

‘Zo moet de bronstijdmens zich hebben gevoeld’, zei ik tegen Harry. ‘Heb je eindelijk vuur gemaakt, is je voorkant gloeiend heet en je rug bevriest.’

Harry brengt veel tijd door voor zijn houtkachel, dus hij is een autoriteit. Bij hem thuis staat de thermostaat op vijftien. Als je naar een andere ruimte gaat moet je een jas aan.

Ik was een tiener toen het rapport van de Club van Rome uitkwam, dus de energieschrik zit er bij mij wel in

‘Het is weer helemaal terug naar honderd jaar geleden’, zei hij. ‘EĂ©n bron van warmte in huis en verder hard worden.’

Ik zei dat ik niet de rijpe leeftijd van 66 jaar had bereikt om nog eens hard te worden.

‘Ik wil als een nier in de warme boter stoven’, zei ik.

Een paar weken geleden las ik in de krant over burgers en de manieren waarop zij energie besparen. Er was er een bij die zei: ‘Ik wil niet kort douchen. Ik wil zo niet leven.’

Ik was een tiener toen het rapport van de Club van Rome uitkwam, dus de energieschrik zit er bij mij wel in. Desondanks voelde ik mee met degene die niet kort wilde douchen. Het was een complex gevoel. Aan de ene kant het belang van een fijne ochtenddouche als opmaat naar een lange dag.

Aan de andere kant een dieper liggend sentiment, of misschien beter, ressentiment: wij staan ’s ochtends anderhalve minuut onder een douche met een pisstraaltje terwijl de datacentra van Google, Amazon en Microsoft onze elektriciteit opslorpen voor de onbenulligheden als Facebook, X en AI.

Energiegelijkheid. Het is een woord dat niet bestaat, maar ik denk dat het hoge ogen gaat gooien nu we langzaam afscheid nemen van fossiele brandstoffen. Overschakelen op andere vormen van energie is mooi, maar voorlopig hebben we al moeite om het elektriciteitsnet overeind te houden en dat zal niet snel worden opgelost.

En hoewel de wild fluctuerende prijzen van olie en gas nu tot rust lijken gekomen, is er niet veel fantasie voor nodig om te bedenken dat dat tijdelijk is. De politieke situatie in de wereld is instabiel en daar komt niet snel verandering in.

Dus: hoe gaan we een schaars goed als energie verdelen? Mogen de datacenters van Amazon, Microsoft en Google ongehinderd uit de bron blijven drinken, terwijl iemand in Klazienaveen is aangewezen op een vervuilende houtkachel omdat hij de energierekening niet kan betalen?

Na ons gesprek bestelde ik tweehonderd meter getwijnde schapenwol bij een bedrijf in groene bouw­materialen. Daarmee zou ik de kieren in het dak opvullen.

Een paar dagen later arriveerde een enorme baal die ik met veel moeite naar boven sleepte. Mijn vrouw was onder de indruk.

‘Wanneer ga je dat doen?’, vroeg ze.

‘Later’, zei ik. ‘Ik heb er nu de energie niet voor.’


Tekst: Marcel Möring, schrijver van onder meer Eden (2017), Amen (2019) en Familiewandeling (2021).
Foto: Harry Cock