Columnist Marcel Möring kent een oplossing voor ‘burgers’ die moeite hebben met wetenschap. Die luidt: goed onderwijs. 

Bij het betreden van de douchecabine sprong ik een halve meter achteruit en kwam bijna in de wastafel terecht. Het lawaai – mijn uitroep, het krachtdadig dichtslaan van de douchedeur – alarmeerde mijn vrouw die verontrust kwam vragen wat er aan de hand was. Een hartaanval? Uitgegleden en heup gebroken? Had ik mij zonder bril willen scheren?

‘Wat. Is. Dit?’, zei ik. Ik wees naar het chroomstalen rek dat ik vlak na onze verhuizing naast de douchestang had gemonteerd en waarin zich sponzen, vijfentwintig soorten shampoo en scrub ophielden. ‘Wat is wat?’

‘Dat’, zei ik, wijzend op het Ungeheuer, een ander woord schiet me nu niet te binnen, dat in het zeepbakje lag en mij vals grijnzend aanstaarde.

‘Zeep’, zei ze, op een stel-je-niet-zo-aan toon. ‘Dat is geen zeep. Dat is een diabolisch ectoplasma dat ’s nachts uit de badkamer komt gekropen om ons in onze slaap te verstikken.’

‘Er was nog maar een klein stukje en dat heb ik op het andere stuk geplakt. Dat deden wij vroeger thuis ook altijd. Dan hoef je zo’n onhandig fliebertje zeep niet weg te gooien. Milieu, weet je nog?’

‘Milieu’, zei ik een paar dagen later tegen Harry. ‘Het zag er helemaal niet uit als iets dat tot het milieu behoort. Tot welk milieu dan ook.’

Harry zei dat hij het ook altijd deed: ‘Een kwestie van besparing.’ ‘Ten koste van wat?’, zei ik. ‘Mijn nachtrust? Het zag eruit alsof een pad en een goudvis met elkaar aan het paren waren. Als ik er een foto van had gemaakt zou George Lucas het in de zoveelste Star Wars kunnen gebruiken.’

‘Stel je niet zo aan’, zei Harry, maar ik luisterde al niet meer. In mijn hoofd ontkiemde een plan om stukjes zeep te re­cyclen. Ik gaf het al gauw op. Het eindresultaat zou waarschijnlijk veel lijken op wat in de badkamer lag in plaats van de lood-tot-goud alchemie die mij voor ogen stond.

Het zag eruit alsof een pad en een goudvis met elkaar aan het paren waren

Als kind was ik gefascineerd door alchemie. Het hoogtepunt, of dieptepunt, kwam toen ik als achtjarige de pop van mijn zuster tot leven probeerde te wekken met een druppel bloed (van mij) en een stroomstoot uit de transformator van mijn elektrische trein. Het resultaat was een halfgesmolten pop en kortsluiting.

Alchemie ontwikkelde zich tot wetenschap toen het religieuze primaat op ‘de waarheid’ langzaam begon te verbrokkelen. Nu, in de eenentwintigste eeuw, is het een actuele kwestie geworden of we altijd het nieuwe primaat, dat van de wetenschap, moeten volgen.

Regeringen en beleids­makers werd tijdens de pandemie verweten dat ze te veel luisterden naar harde wetenschap en te weinig naar disciplines als filosofie, sociologie en cultuur. Aanvallen vanuit de onderbuik van de samenleving op leden van het OMT zijn een uitdrukking van een smeulende onzekerheid over de rol van wetenschap en technologie.

En zo verschijnt er dan een door driehonderd wetenschappers ondertekende brief in de kranten waarin bezorgdheid wordt uitgesproken. De Volkskrant drukte op dezelfde pagina een stukje af van Noelle Aarts, hoogleraar socio-ecological interactions, en Lotte Krabbenborg, universitair hoofddocent publieke participatie in wetenschap aan het Institute for Science in Society van de Radboud Universiteit. Zij bepleiten een dialoog tussen wetenschap en de samen­leving.

Overdracht van wetenschappelijke feiten voldoet niet, schrijven ze: ‘Om het vertrouwen in de wetenschap te waarborgen, moeten wetenschappelijke praktijken beter worden ingebed in maatschappelijke contexten. Daartoe moeten gesprekken met de samenleving plaatsvinden in alle fases van het onderzoeksproces.’ En: ‘Het uitgangspunt is dat burgers vanuit andere contexten andere kennis en dus ook andere ideeën over problemen en oplossingen kunnen toevoegen. […] Burgers hebben andere doelen, andere ervaringen, stellen andere vragen en zijn het soms simpelweg niet eens met de analyses van wetenschappers. Ze vinden het belangrijk dat wetenschappers ook hun ervaringen serieus nemen en bereid zijn te luisteren naar hun overwegingen.’

Ik kan me daarbij niets voorstellen. Of misschien juist te veel. Wat is die ‘andere kennis’ van burgers? Wat zijn hun ‘andere doelen’?

Ik ben ook benieuwd naar die ‘andere ideeën over problemen en oplossingen’, waarvan Aarts en Krabbenborg blijkbaar weten dat ze bestaan en wat ze behelzen. Ik moet daarbij vooral aan holle, dan wel platte aarde theorieën denken, geheime complotten, pedofiele netwerken en de kul van Forum voor Democratie. Maar dat zal wel komen omdat ik als achtjarige de alchemie beoefende. Gelukkig heb ik daarna goed onderwijs gevolgd. Dat lijkt me ook een oplossing voor ‘de burgers’ die moeite hebben met de wetenschap.

 

Tekst: Marcel Möring. Dit voorjaar verscheen van zijn hand de openhartige vertelling Familiewandeling.
Foto: Harry Cock