Accu op waterkracht
Voor de mobiele consument bestaan er een legio manieren om lege batterijen van smartphones en andere elektronica op te laden. Naast aansluiten op het lichtnet kan dat bijvoorbeeld via kleine externe accu’s, brandstofcellen, zonnecellen of met windenergie. Nu is ook waterkracht een mogelijkheid: de Duitse start-up Blue Freedom heeft de kleinste waterkrachtcentrale ter wereld geïntroduceerd.
De waterkrachtcentrale Blue Freedom is kleine genoeg om in een rugzak mee te nemen. Het apparaat bestaat uit een basisstation met een doorsnede van 20 cm en een dikte van 5 cm. Los in het basisstation ligt een microturbine met een diameter van 12 cm, gekoppeld aan een generator met een vermogen van 5 W. Het complete apparaat weegt 400 g.
Om stroom op te wekken moet de gebruiker eerst op zoek naar een redelijke hoeveelheid stromend water, zoals een rivier, want met een kraan lukt het niet. De microturbine gaat het water in en het basisstation blijft aan de wal. De twee zijn verbonden via een stroomkabel. De turbine draait vanzelf goed in de stroomrichting van het water. Het stromende water zorgt ervoor dat de turbine gaat draaien en er zo stroom wordt opgewekt. Mobieltjes of andere apparaten zijn op het basisstation aan te sluiten via een USB-aansluiting.
Een voordeel van waterkracht is dat een groot deel van de energie van het stromende water wordt omgezet in energie. Bij grootschalige waterkrachtcentrales is dat tot zo’n 90 %. De makers van Blue Freedom zeggen dat de lithiumpolymeerbatterij van 5000 mAh in het basisstation in drie tot vijf uur is op te laden bij een waterstoomsnelheid van 1,2 m/s. Een smartphone is dan vervolgens in een à twee uur op te laden. Dat is vele malen sneller dan bij bijvoorbeeld de diverse bestaande draagbare laders met zonnecellen.
Het enige grote nadeel is dat de gebruiker eerst op zoek moet naar een stromende rivier en daar vervolgens een paar uur moet zitten wachten. Is er geen water, maar wel een stopcontact in de buurt, dan is de interne batterij ook op die manier op te laden.
tekst ing. Paul Schilperoord