Longread

Hoe kunnen sociale media beter? De vraag is extra actueel nu Elon Musk eigenaar is geworden van social mediaplatform Twitter. Gelet op zijn eigen Twittergedrag lijkt de kans klein dat Musk een eind zal maken aan de extreme polarisatie, het online pesten en het nepnieuws. Maar wie moet dán het voortouw nemen om de sociale media weer een pretige plek te maken?

 

De mens is een sociaal dier, dus toen internet opkwam in de jaren negentig van de vorige eeuw, lag het voor de hand dat we elkaar ook daar zouden opzoeken. Er ontstonden e-maillijsten voor mensen die dezelfde hobby hadden en online fora voor bijvoorbeeld vliegtuigspotters en modelbouwers.

Ongeveer twintig jaar geleden ging die sociale component van het internet in de versnelling, met de opkomst van de eerste social media, online platforms waar je informatie kunt uitwisselen door berichten, foto’s en filmpjes te posten.

Dat ging een tijd goed, maar de laatste jaren krijgen we steeds vaker het lelijke gezicht van social media te zien. Hoe kunnen we die ‘asociale media’ weer een aangename plek maken?
 

Hyves

In Nederland waren de eerste social media Hyves (2004) en MySpace (2003). De eerste is opgericht door Nederlanders en weer opgeheven in 2013, de laatste is afkomstig uit de Verenigde Staten en bestaat nog, zij het in sterk afgeslankte vorm. Beide wonnen snel aan populariteit, maar werden even snel weer verlaten toen Facebook opkwam, rond 2010.

Andere social media zijn bijvoorbeeld Twitter, Instagram, LinkedIn, WhatsApp, YouTube, elk met hun eigen specifieke kenmerken, maar als gemene deler dat mensen er gratis gebruik van kunnen maken en er eenvoudig content kunnen delen en liken, waardoor een post door meer mensen wordt gezien.
 

Wat bedoelen we met social media?
Elke online plek waar mensen elkaar opzoeken, zou een sociaal medium of netwerk kunnen worden genoemd. Fora en nieuwsgroepen die al sinds het begin van het internet bestaan, vallen er in die zin ook onder. Dit artikel beperkt zich tot de ‘moderne’ social media, zoals Facebook, Twitter, TikTok, Instagram en Snapchat.
Deze social media begonnen pakweg twintig jaar geleden met websites als Hyves en MySpace. Het is ook onmogelijk om alle social media mee te willen nemen, verschillende platforms trekken nu eenmaal mensen van verschillende leeft. den en ook die wisselen voortdurend. Zaten jongeren ooit massaal op Facebook, tegenwoordig zitten tieners op Snapchat, TikTok en Instagram. En daarbij: wat nu populair is, biedt geen enkele garantie voor de toekomst. Bij Facebook is de groei er alweer een paar jaar uit, jongeren laten het links liggen. En dat een populaire plek binnen de kortste tijd verlaten kan worden door de massa, laat de historie van Hyves zien. Dat platform piekte in 2010 met meer dan tien miljoen accounts, maar werd drie jaar later opgeheven.

 

Maatschappelijke verandering

Hoewel het beeld bestaat dat we op social media vooral de eigen ijdelheid strelen, kunnen ze zeker ook bijdragen aan maatschappelijke veranderingen. Bekend voorbeeld is de Arabische Lente tussen 2010 en 2012, toen in verschillende landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika burgers de straat opgingen om te demonstreren tegen hun regimes. Facebook bleek een ideaal medium om de acties te coördineren. Dat is ook de reden dat autoritaire regimes, zoals Rusland en het militaire bewind in Myanmar, er geregeld de toegang toe blokkeren.

 

De burgers die in 2011 in verschillende landen in Noord-Afrika en het MIdden-Oosten demonstreerden tegen hun regimes, konden zich snel organiseren dankzij social media als Facebook. Foto Shutterstock


Verslavend

Inmiddels is ook duidelijk geworden dat social media niet alleen maar leuk zijn. Oké, prima om foto’s van vakantie via Facebook met familie en vrienden te delen, maar die sociale netwerken zijn ook zo opgezet dat ze verslavend zijn. Er wordt daarnaast flink gescholden, geïntimideerd en gepest, er worden complottheorieën verspreid en politici spreken er hun onwaarheden. Wat zijn de grootste problemen, hoe zijn ze op te lossen en wie zou dat moeten doen?

 

Probleem 1: Wangedrag

Neem Twitter, dat bestaat sinds 2006. In de loop van de tijd is de sfeer op het platform veranderd. Het vriendelijke gesprek wordt vaak weggedrukt door pestkoppen, trollen, bots en mensen die mis- of desinformatie verspreiden. Wat is hier gebeurd?

‘Toen het platform Twitter echt begon te groeien, ontstonden verschillende visies op wat het doel ervan was’, zegt Ethan Zuckerman, universitair hoofddocent public policy, communication and information aan de University of Massachusetts.

‘Het is een commercieel platform, dus er is een prikkel om altijd maar verder te groeien. Maar dan wordt het everything to everyone.’ Vlees noch vis.

Hetzelfde geldt voor Facebook, zegt de onderzoeker. ‘Facebook is een kerk, een biljartzaal, een zorginstelling, enzovoort, afhankelijk van wie je het vraagt. Dit maakt Facebook moeilijk, zo niet onmogelijk te besturen, omdat al deze ruimten eigenlijk hun eigen regels hebben.’
 

 

Ophef wordt beloond

En ophef wordt op social media beloond. Zeg iets tegendraads, of zoek ruzie met iemand en gegarandeerd dat het likes scoort en wordt gedeeld. Het algoritme meet dat direct en zet het bericht bovenaan in de tijdlijn van mensen die jou volgen. Een zelfversterkend effect.

Maar waaróm misdragen mensen zich online zo gemakkelijk? Waarom doen mensen online dingen die ze in real life nooit zouden doen? Het zal iets te maken hebben met (een gevoel van) anonimiteit, denkt Rudy van Belkom, directeur van Stichting Toekomstbeeld der Techniek. Hij bracht dit jaar het boek Alive and clicking uit, waarin hij laat zien dat social media de democratie nu weliswaar onder druk zetten, maar dat ze ook in te zetten zijn voor meer directe vormen van democratie.

‘Ik moet dan ook denken aan het verkeer, waar mensen achter het stuur zich minder kwetsbaar voelen. Het zit in de menselijke natuur.’ Het probleem van social media is daarbij dat vervelend gedrag impliciet wordt beloond. ‘Mensen die boos zijn blijven langer op je platform.’
 

Moderatoren

De platforms proberen ook zelf het gedrag van hun gebruikers ten goede te beïnvloeden. Ze hebben moderatoren in dienst die wangedrag signaleren en maatregelen kunnen nemen. Recent maakte Twitter de resultaten bekend van een proef om beledigende of schadelijke tweets van mensen te beperken.

In het experiment herkende de software achter Twitter het als een gebruiker een tweet intypte die kwetsend of beledigend zou kunnen zijn. Wanneer de kwade twitteraar dan op tweet drukte, verscheen een scherm met: ‘Wil je dit nog eens bekijken voordat je het tweet?’
 

Denkpauze

Uit de proef bleek dat van de honderd tweets die zo’n denkpauze opriepen, er 31 alsnog werden aangepast. Daarvan werden er 22 vriendelijker geformuleerd en negen zelfs helemaal niet meer verstuurd. Het effect was blijvend; de tweets van proefpersonen die zo’n waarschuwing hadden gekregen, werden gemiddeld genomen vriendelijker en rustiger.

Social media-experts zijn positief over het experiment. ‘Zelfs door het absolute minimum te doen, kun je de manier waarop Twitter-gebruikers met elkaar omgaan veranderen’, zei internetexpert Ryan Broderick tegen The Guardian.

‘Het feit dat Twitter met een oproep komt om elkaar alsjeblieft niet online te pesten is gênant, want het laat zien hoe naar ze het platform hebben laten worden. Maar als het werkt, werkt het.’ Dit laat ook zien hoe jong en onrijp de social media nog zijn, en hoeveel er nog aan verbeterd kan worden.

 

Vrijheid van meningsuiting
Het sociale netwerk dat zonder twijfel de grootste politieke invloed heeft is Twitter. Het platform moet in absolute aantallen gebruikers veel andere social media achter zich laten, maar op Twitter delen politici hun ideeën en trekken ze de aandacht van journalisten die erover publiceren in de meer traditionele nieuwsmedia. Op Twitter laten politici soms ook hun proefballonnetjes op of ze spreken er hun achterban toe zonder dat ‘lastige filter’ van de gewone, ouderwetse media. Het bekendste voorbeeld: voormalig president Trump van de Verenigde Staten, die via Twitter zijn politieke opponenten zwart maakte en zijn achterban ophitste. Dat leidde op 6 januari 2021 tot de bestorming van het Capitool, het parlementsgebouw in Washington, D.C..
Trump werd van Twitter gegooid, maar techmiljardair Elon Musk, die het platform wil kopen, wil dat ongedaan maken. Hij heeft beloofd Twitter weer toegankelijk te maken voor iedereen, ook de mensen die nu zijn verbannen vanwege hate speech of het herhaaldelijk delen van misinformatie die mensen in gevaar kan brengen. Zijn beweegreden: de vrijheid van meningsuiting is absoluut en iedereen moet – binnen de wet – alles kunnen zeggen in het publieke debat. Social mediaonderzoeker Ethan Zuckerman is het daar niet mee eens. ‘Elon Musk is vast intelligent, maar hij is naïef over hoe vrijheid van meningsuiting werkt. Je ziet dat wel vaker bij mannelijke techneuten uit Silicon Valley: ze denken dat alleen kennis over techniek ertoe doet; de sociale wetenschappen bestaan voor hen niet. Er zijn echt bepaalde basisregels en omgangsvormen nodig voor het runnen van een succesvol sociaal netwerk. Als Musk Twitter zo verandert als hij nu zegt, dan is het binnen de kortste keren een soort 4Chan. Dat is een sociaal netwerk dat met name wordt gebruikt door mensen met rechtse tot extreemrechtse ideeën. Niet alleen is dat bepaald geen gezonde omgeving, het is ook niet erg populair. Wie een paar keer is uitgescholden, gepest of geïntimideerd, zoekt zijn heil gauw elders.’

 

Techmiljardair Elon Musk hakte in oktober 2022 eindelijk de knoop door en kocht Twitter. Foto Shutterstock

 

PROBLEEM 2: Nepnieuws en complottheorieën

Een ander groot probleem dat opkwam met social media is nepnieuws. Propaganda is van alle tijden, maar de algoritmen achter de social mediaplatforms maakten het eenvoudig om prikkelende, maar incorrecte nieuwsberichten rond te pompen. Daarbij is het niet transparant hoe deze algoritmen al die verschillende posts van al die verschillende mensen wegen en selecteren. Ook kan lang niet elke gebruiker de zin van de onzin scheiden, waarschuwt Van Belkom. Het gevolg: een leek met een grote waffel kan de expert met echte kennis van zaken makkelijk overschreeuwen. Iets dat online elke dag is te aanschouwen.

Hier is wat aan te doen, zegt Zuckerman. ‘Je kunt de gemeenschap regels laten bepalen waaraan posts moeten voldoen. Op reddit is een forum over wetenschapsnieuws dat eist dat elke post gebaseerd is op peer-reviewed onderzoek. Een andere aanpak is dat gebruikers kunnen instellen welke media betrouwbaar zijn. Waar het op neerkomt, is dat het aan de gebruiker is.’

Uit onderzoek naar social media blijkt dat jongeren beseffen dat nepnieuws bestaat, maar dat ze nog niet alle onzin kunnen doorprikken. ‘Ook voelen ze vaak nog niet aan waaróm er eigenlijk nepnieuws wordt verspreid.

Sommigen worden er boos van als ze erover horen’, zegt Ine Beyens van de Universiteit van Amsterdam, waar ze in Team AWeSome, kort voor adolescents, well-being, and social media, onderzoek doet naar de effecten van social media op jongeren. Over nepnieuws kan op school nog meer worden verteld. Beyens: ‘Hoe goed leraren dat doen verschilt erg van school tot school, en zelfs per leraar.’
 

Les over games, online privacy, cyberpesten en nepnieuws

Uit recent onderzoek in Vlaanderen blijkt dat heel wat lagereschoolkinderen nog nooit les hebben gehad over games, online privacy, sexting, cyberpesten, nepnieuws, reclame en het vinden van een balans in schermtijd. Overigens ligt hier ook een belangrijke rol weggelegd voor ouders, vindt Beyens. ‘Het is belangrijk dat ouders een open communicatie voeren met hun kinderen. Dat ze openstaan voor vragen, voor het praten over de minder leuke dingen, maar ook over de leuke dingen op social media. Restrictief zijn kan soms averechts werken, waardoor jongeren juist meer op social media gaan of dingen doen die hun ouders verbieden.’
 

Hoe het brein werkt

Het onderwijs kan kinderen en jongeren weinig meer leren over de social mediaplatforms zelf, denkt Van Belkom. ‘Veel van hen weten al dat dit partijdige platforms zijn. Maar kids weten minder over hoe het brein werkt en hoe het brein wordt bespeeld. Dus misschien kan het onderwijs in plaats van “mediawijsheid” inzetten op “mensenwijsheid” oftewel psychologie. Dan leren de kinderen over vooroordelen, biases en over het feit dat je op die platforms vooral gelijkgezinde mensen opzoekt. De meeste problemen online zijn ook niet technologisch van aard, maar gaat over mensen die een intolerantie hebben voor onzekerheid. Die vallen makkelijker voor complottheorieën, laat onderzoek zien.’
 

Kleinere sociale netwerken

Nepnieuws verspreidt zich soms razendsnel, ‘viraal’, op sociale netwerken. Daarom denken sommige onderzoekers dat het oprichten van kleinere sociale netwerken een manier zou kunnen zijn om die snelle verspreiding van mis- en desinformatie tegen te gaan. Zuckerman geeft een voorbeeld: ‘Je moet dan echt bewust lid worden van een antivaxgroep om de berichten tegen vaccinaties te zien te krijgen. Kleine sociale netwerken zijn een aanpak om informatie in quarantaine te plaatsen.’

 

PROBLEEM 3: Afleiding & verslaving

Alle sociale netwerken hebben ingebouwde triggers die specifiek zijn ontworpen om gebruikers op het platform te houden. Een rood bolletje zegt ‘Je hebt een nieuw bericht!’. Je Twitter-tijdlijn meldt ‘35 new tweets’. En de zogenaamd willekeurige berichten die je op Facebook krijgt voorgeschoteld, zijn allerminst willekeurig; ze zijn geselecteerd op basis van het profiel dat over je is samengesteld. Wetenschappers weten al jaren dat het zo werkt, maar het grote publiek kreeg dit pas echt door met de film The Social Dilemma, uit 2020. Die liet haarfijn de dubieuze mechanismen zien waarmee de social mediabedrijven ons manipuleren.
 

Te lang op telefoon, tablet of computer

Wie hiervoor gevoelig is, kan verslaafd raken aan social media. Maar ook wie minder verslavingssgevoelig is, zit door die triggers vaak te lang op telefoon, tablet of computer, wat ten koste gaat van andere activiteiten, zoals werk, afspreken met vrienden of school. ‘Wij zien onder jongeren niet veel problematisch social mediagebruik’, zegt niettemin Ine Beyens van de UvA. ‘En ook veel minder dan een paar jaar geleden. Het gebruik van social media lijkt genormaliseerd.’
 

De concentratie lijdt eronder

Hoewel veel jongeren zelf hun social mediagebruik niet als problematisch zien, zullen veel ouders daar anders tegenaan kijken. Want het is zeker dat hun concentratie eronder lijdt. Het merendeel van de jongeren uit het UvA-onderzoek zeggen meer afleiding te ervaren als ze langer op social media zitten. ‘De meeste jongeren die we onderzoeken hebben moeite met zelfregulatie. Ze weten dat ze eigenlijk iets anders hadden moeten doen en vertellen ons dingen als: “Ik ga er langer mee door dan ik had gepland”. Of de mate van afleiding sterker is dan tien jaar geleden weten we niet.’ Hier zijn wel hulpmiddelen voor, zoals apps die het na een ingestelde tijdsduur onmogelijk maken nog op een sociaal medium te komen (voor die dag). Er bestaan zelfs speciale kastjes om een telefoon voor een specifiek vastgestelde tijd in op te bergen. Beyens: ‘Sommige jongeren zeggen dat ze hun telefoon op vliegtuigstand zetten als ze huiswerk moeten maken.’ Prima als dat werkt, maar dit is de groep die zelfregulatie klaarblijkelijk onder de knie heeft.

Van Belkom denkt dat ook de platforms zelf wel iets kunnen doen om de kans op verslaving te verkleinen: ‘De platforms zouden wel kunnen zorgen dat ze deze menselijke zwakheden minder exploiteren.’ Maar aangezien het bestaansrecht van de platforms afhangt van onze aandacht, gaan ze dat vast niet uit zichzelf doen. Dat moeten landen waarschijnlijk opleggen met wetten en regels.

 

Het echte leven
Dat mensen op social media, zoals Instagram, zich vooral van hun mooiste kant laten zien, is bekend en er is regelmatig kritiek op. Sinds kort is er een nieuw sociaal netwerk dat hier tegenin wil gaan: BeReal. Het idee is dat de gebruiker een keer per dag, op een willekeurig tijdstip – en dus onverwacht – de opdracht krijgt om een selfie te maken en te posten. Er is dan geen tijd meer om de perfecte achtergrond te zoeken, haren te kammen of make-up te fixen; wat iemand op dat moment aan het doen is, komt in beeld. De app schijnt inmiddels wereldwijd enkele miljoenen gebruikers te hebben, maar of hij echt populair wordt, zal de tijd leren.

 

PROBLEEM 4: Is het gratis? Dan ben jij het product!

Online gebeuren er maar rare dingen, in vergelijking met de fysieke wereld. ‘Loop je in een stad door de winkelstraat, dan ben je in de publieke ruimte, op openbaar terrein. Pas als je besluit een winkel binnen te gaan, kom je in de invloedssfeer van dat bedrijf. Ben je buiten, dan word je niet gevolgd’, zegt Van Belkom. ‘Maar online gaat dat heel anders en is ook die winkelstraat van een bedrijf, zoals Apple, Google en Meta. Dat we dit met zijn allen accepteren, daar kan ik me over blijven verbazen. We kiezen voor gemak én we hebben bar weinig alternatieven. Ik ken wel een Nederlandse startup die probeert een platform te bouwen zonder advertenties. Maar eigenlijk zijn we verpest, want we zijn eraan gewend geraakt alles altijd maar gratis te krijgen.’ Alleen bestaat ‘gratis’ natuurlijk niet. Als iets gratis is, dan zijn wij, internetgebruikers, het product. We betalen met onze data, die de grote techbedrijven aan adverteerders geven. ‘In de fysieke wereld vinden we dit heel raar en accepteren we het niet. Het wordt tijd dat we de normen en waarden van offline ook gaan eisen bij online. Wij burgers zouden veel kritischer op Big Tech moeten worden.’

 

PROBLEEM 5: Laag zelfbeeld & FOMO

Van Instagram is bekend dat veel gebruikers er foto’s van zichzelf op plaatsen waarbij ze zichzelf wat knapper maken met Photoshop. Oneffenheden in het gezicht worden weggepoetst, borsten en billen vergroot of verkleind en blauwe ogen nog een tintje helderder gemaakt. Onderzoek laat zien dat al die ‘perfecte’ lichamen jongeren onzeker maken over hun lichaam en kunnen resulteren in een laag zelfbeeld. Vooral meisjes zouden hier gevoelig voor zijn, maar onlangs was in het nieuws dat ook jongens door extreem gespierde fitnessgoeroes werden verleid om overdreven veel tijd door te brengen in de sportschool, sleurend aan de gewichten. Ook zouden ze online worden gestimuleerd spierversterkende middelen te gebruiken. ‘Dit is een bekend negatief effect dat het gebruik van social media kan hebben: jaloezie bij het zien van de strakke lichamen van andere mensen, of dit nu bekenden zijn of een influencer’, zegt Beyens.
 

Angst om iets te missen

Een vergelijkbare emotie die kinderen of jongeren kunnen ervaren is de fear of missing out (FOMO), de angst om een heel leuke activiteit van vrienden of bekenden te missen. Dat kan al komen door een fotootje, maar nieuwere apps kunnen dit gevoel nog aanwakkeren. Beyens: ‘In Snapchat zit een functie die laat zien waar je vrienden zich bevinden. Als je ziet dat ze allemaal op éen plek zijn, dan zou je kunnen denken dat je op dat moment een feestje mist. Als je daarover gaat piekeren kan dat tot somberheid leiden’, zegt Beyens. Zeker op een leeftijd waarop het heel normaal is om onzeker te zijn over dingen.
 

Sociale media hebben vaker positieve dan negatieve uitwerking

Toch moeten we social media niet meteen de deur uit doen. Uit het onderzoek van de Amsterdamse vakgroep blijkt namelijk ook dat social media door de bank genomen vaker een positieve dan een negatieve uitwerking hebben op jongeren. Ze schrijven in een rapport uit 2019: ‘Social media zijn ideaal voor jongeren: om zichzelf te laten zien aan anderen, om reacties te krijgen van anderen en om zichzelf te vergelijken met leeftijdsgenoten. Dat soort activiteiten is essentieel voor hun identiteitsontwikkeling, waar ze in deze leeftijdsfase (veertien, vijftien jaar) erg mee bezig zijn.’
 

Influencers kunnen inspireren

De onderzoekers in Amsterdam benadrukken dat veel jongeren op een prettige manier gebruikmaken van social media. Ze delen grappige memes met elkaar of maken onderling grapjes. Er zijn genoeg jongeren die online juist vertrouwen in zichzelf opdoen. En waar bewondering voor een influencer of een bekende op sociale media kan omslaan in jaloezie, kan ze ook juist inspireren. ‘Jongeren die we spraken zeiden zelfs dat ze de ene keer jaloers waren en de andere keer geïnspireerd. Net hoe hun humeur op dat moment was. En vergeet niet dat het goed kan zijn voor jongeren wanneer een influencer eerlijk vertelt over zijn of haar eigen problemen. Dat is goed voor jongeren om af en toe te horen.’ Ook bij succesvolle, bekende mensen gaat het niet altijd van een leien dakje.

 

Twee tieners doen voor de camera een dansje om de video te delen met hun volgers. Vooral op TikTok zijn zulke filmpjes populair. Foto Depositphotos


BETERE PLATFORMS: Pubhubs

Wat social media bieden is eigenlijk te mooi om waar te zijn. Gratis en zonder veel moeite is een account aan te maken op, zeg Facebook. Ben je eenmaal binnen, dan kun je je real life vrienden en bekenden opzoeken en ook op dat digitale platform ‘bevrienden’. Maar wat een gebruiker niet meteen ziet, is dat die leuke gratis dienst in werkelijkheid helemaal niet voor niks is. De Facebookgebruiker betaalt met informatie over zijn aankopen, hobby’s en klikgedrag op Facebookposts.

Van dit model moeten we af, vindt Bart Jacobs, hoogleraar security, privacy and identity aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘We moeten af van plunderplatforms, zoals TikTok, Instagram en Facebook. Neem het voorbeeld van een school die kinderen wil laten inschrijven voor een schoolreisje en daar Facebook voor gebruikt. Dat is toch niet wat we willen, dat die kinderen op dat platform voor zoiets hun gegevens achterlaten’, zegt Jacobs.

Samen met hoogleraar media en digitale samenleving José van Dijck van de Universiteit Utrecht ontwikkelt Jacobs daarom een alternatief sociaal netwerk: PubHubs. Dat is een online omgeving die niet allesomvattend is, maar juist voor heel specifieke doelgroepen wordt ingericht.
 

Verschillende rooms

Stel dat er straks een hub is van een publieke omroep. Binnen die hub zijn er verschillende rooms ingericht, bijvoorbeeld voor kijkers die over verschillende tv-programma’s willen discussiëren. ‘Een bibliotheek kan verschillende studiegroepen inrichten of rooms waarin het gaat over verschillende culturele activiteiten’, aldus Jacobs.

De eigenaren van de hubs hebben een zorgplicht voor hun deelnemers, net zoals dat gaat met fysieke ruimten, in het echte leven. Zij bekijken en beoordelen de berichten van de deelnemers, en waarschuwen hen indien noodzakelijk of desnoods schorsen ze iemand tijdelijk of sturen ze hem weg.
 

Moderatie staat centraal

De Amerikaanse onderzoeker Zuckerman is positief over het volledig Nederlandse initiatief. ‘Ik vind de beperkte grootte van de hubs heel goed, net als het feit dat moderatie centraal staat. Wat de bedenkers ook goed doen, is dat ze uitgaan van instellingen uit de echte wereld, zoals omroepen, bibliotheken of stadsdelen. Daarbij voelen mensen zich al betrokken.’

Op dit moment moet de VPRO, ook betrokken bij PubHubs, voor het napraten over een tv-programma nog gebruikmaken van Facebook. Zuckerman: ‘Op die manier gebruik je geld van de Nederlandse belastingbetaler om Mark Zuckerberg te sponsoren. Dat is eigenlijk heel gek.’
 

Bestorming van het Capitool in Washington, D.C., 6 januari 2021. Dit was de climax van de (incorrecte) bewering van Donald Trump dat hij de verkiezingen zou hebben gewonnen. Social media maakten het mogelijk om dit nepnieuws breed te verspreiden. Foto: Shutterstock


Betere sociale media komen uit Europa

Dat het ontwikkelen van betere sociale netwerken dan de Big Techplatforms uit Silicon Valley uit een Europees land komt, verrast Zuckerman niet. ‘In mijn land, de VS, lijken ze vergeten dat er andere manieren zijn om problemen op te lossen dan door de markt. Mijn eigen ideeën liggen in lijn met die van Jacobs en Van Dijk met PubHubs, maar als ik die in de VS presenteer, kijken ze me vaak aan alsof ik gek ben. Het is niet voor niets dat ik regelmatig in Europa ben de laatste tijd. De EU is in een veel betere positie om betere sociale netwerken te ontwikkelen en te promoten.’

We willen niet dat miljardairs beslissen over onze online publieke ruimte.

Tientallen sociale netwerken

In de toekomst verwacht Zuckerman dat mensen op vele verschillende sociale netwerken zitten, op tientallen, misschien wel honderd. Om te voorkomen dat dat een zootje wordt, is één ding cruciaal: interoperabiliteit. Er moet software komen waarin iemand eenvoudig al die verschillende platforms kan beheren.

Op kleine schaal hebben Zuckerman en collega’s zoiets overigens al gebouwd: Gobo, een social media-aggregator met filters die de gebruiker zelf kan instellen. Zo kan die Gobo gebruiken om te bepalen wat er uit de feed wordt gehaald, of om nieuws en standpunten van buiten de gebruikelijke bubbel op te nemen. Sinds augustus 2020 is het uit de lucht.
 

Weg van Big Tech

Het blijft gissen hoe de toekomst van social media eruitziet. In ieder geval moeten we weg bewegen van de almacht van Big Tech, daar zijn de meeste experts het wel over eens. ‘Het is armoedig dat we online voor de openbare ruimte afhankelijk zouden zijn van wat Elon Musk of Mark Zuckerberg ergens van vindt’, zegt Zuckerman.

‘Dit is het moment om te zeggen: we willen niet dat miljardairs beslissen over onze online publieke ruimte. We moeten ons bezighouden met de grote vraag wie onze sociale netwerken moet beheren.’
 

Openbare ruimtes op internet voor iedereen

Het verbieden of inperken van sociale netwerken als Facebook of Twitter gaat hoogstwaarschijnlijk niet lukken, maar Zuckerman ziet wel een manier om ze nuttig in te zetten: ‘De overheden zouden deze surveillance advertising companies moeten belasten en de opbrengst daarvan investeren in openbare ruimten op internet voor iedereen.’

Er gaan intussen steeds meer stemmen op om van social media een dienst voor het algemene nut te maken. Wie zou dat moeten regelen? ‘Als je daarvoor bent, dan zouden overheden hierin het voortouw moeten nemen, zegt Van Belkom.

‘Maar als je social media wilt nationaliseren, dan moet je eerst goed over de gevolgen nadenken. Want in plaats van een megabedrijf als Meta, krijgt dan een overheid enorm veel invloed. Bij een nutsfunctie moet de infrastructuur wel neutraal zijn, zegt Van Belkom, net zoals de straat dat is.’

 

MEER LEZEN OVER BETERE SOCIAL MEDIA?

Dit verhaal verscheen eerder in het julinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.