De inrichting van onze straten, wijken en steden kan beter, om mensen te stimuleren wat meer te bewegen. ‘Ik zie vaak voetpaden die plotseling ophouden.’

Het avondeten wordt aan de voordeur bezorgd, net als de boodschappen en de pakjes van de webshop. Dankzij de digitalisering hoeven we voor steeds minder dingen de deur uit. Die trend was al gaande, maar wordt ongetwijfeld versneld door de coronacrisis, die veel mensen aan huis kluistert.

Dat een gebrek aan lichaamsbeweging slecht is, daarover zijn wetenschappers het wel eens. Jezelf aanzetten tot genoeg sporten en bewegen wordt dan ook steeds belangrijker. De inrichting van de openbare ruimte kan ons stimuleren om wat vaker achter Netflix vandaan te komen en de wandelschoenen aan te trekken.

Hiervoor gelden de ‘vier V’s’: veiligheid, verblijf, variatie en verplaatsing, zegt Kyra Kuitert van Bureau KM, van waaruit zij samen met Rosemarie Maas gemeenten en projectontwikkelaars adviseert. Samen schreven zij het boek Prettige Plekken.
 

Hangjongeren

Een plek moet om te beginnen veilig zijn, anders komen mensen er niet graag. Verder moet je er gemakkelijk kunnen verblijven. ‘Soms vergeet een gemeente om rond een sportveldje of speelplek een paar bankjes neer te zetten. Soms worden ze weggehaald vanwege hangjongeren. Maar dan gooi je het kind met het badwater weg’, zegt Kuitert.

Voor kinderen uit andere culturen is het extra belangrijk dat er in hun buurt voldoende sportveldjes zijn.

Het derde punt is voldoende variatie; daardoor bedien je verschillende doelgroepen en raken kinderen en volwassenen minder snel uitgekeken op een pleintje of veldje. Ten slotte verplaatsing: gebruikers moeten veilig en gemakkelijk op de ‘beweegplek’ kunnen komen.
 

Schommel, glijbaantje, speelhuisje

Bij het aanleggen van openbare speelplekken moeten gemeenten oppassen dat ze niet te eenvormig worden. ‘Men vervalt nogal gemakkelijk in de bekende speelobjecten met schommel, glijbaantje en speelhuisje. Maar als kinderen acht jaar oud zijn, zijn ze die zat. Oudere kinderen willen roetsjen aan een kabelbaan of voetballen. Voor hen moet je dus sportveldjes aanleggen in wijken. Op een bepaalde leeftijd wil ieder kind Messi worden, of Lieke Martens’, zegt Kuitert lachend.

Ze kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk sportveldjes in woonwijken zijn. ‘Traditioneel zitten kinderen van Nederlandse afkomst op sportclubs, ze gaan regelmatig naar het bos of het strand en krijgen zo vanzelf genoeg beweging. Maar kinderen uit andere culturen doen dat vaak minder. Voor hen is het extra belangrijk dat er in hun buurt voldoende sportveldjes zijn.’
 

Kinderen leven zich uit op een sportveldje in Amsterdam-West. Foto Bureau KM.

 

Eenzaamheid

Hoe je bewoners kunt prikkelen om meer te wandelen, onderzocht Rick Prins als postdoctoraal onderzoeker aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij legde in die stad opvallende wandelroutes aan, met vrolijk gekleurde stoeptegels. Die moeten mensen prikkelen om een paar minuutjes extra te wandelen. ‘Na een tijdje ondervroeg ik ouderen uit de buurt en daaruit bleek dat hun wandelgedrag significant veranderde’, vertelt Prins. ‘Ze gingen ook meer naar buiten, wat niet alleen gezond, maar ook in sociaal opzicht belangrijk is. Het is goed om onder de mensen te komen om eenzaamheid te vermijden.’
 

Naoorlogse wijken

Wandelen is volgens Kuitert van Bureau KM een onderschatte manier van bewegen. ‘Veel mensen vinden het fijn om een wandelingetje te maken van een half uur. Dat is een belangrijk gegeven, want daarmee heb je ook ongeveer je aanbevolen dagelijkse hoeveelheid lichaamsbeweging. Heeft een stad de infrastructuur daarvoor op orde, dan ben je al een heel eind.’

Verkeerskundigen denken aan fietsers en landschapsontwerpers zorgen voor voldoende groen, maar de wandelaar valt vaak buiten de boot.

Maar dan moeten er in een woonwijk wel onafgebroken, aantrekkelijke wandelroutes van een half uur of meer mogelijk zijn. En dat is lang niet overal het geval. ‘Ik bekijk voor mijn werk veel woonwijken en hoe vaak ik niet voetpaden in het groen en langs water tegenkom die plotseling ophouden!’
 

Ommetje

In de vele naoorlogse wijken in ons land is goed aan fietspaden gedacht, ziet Kuitert, maar wandelaars komen er bekaaid vanaf. ‘Verkeerskundigen kijken naar fietsers en landschapsontwerpers naar voldoende groen, maar de wandelaar valt vaak buiten de boot.’ Terwijl het volgens Kuitert zo moeilijk niet is: rijg een paar leuke plekken in een wijk aan elkaar en je hebt een aantrekkelijk ommetje. ‘Het is best simpel, maar je moet er wel met de bril van de wandelaar naar kijken.’
 

Routes langs groen

Er wordt ook steeds meer hardgelopen in Nederland. ‘Hardlopers houden van lange routes langs groen of water, met zo weinig mogelijk stopmomenten, zoals verkeerslichten. Is zo’n route niet voorhanden, dan gaan mensen langs drukke straten of wegen lopen. Niet erg gezond.’

Een goed voorbeeld van een wandel- en hardlooproute in een stad trof Kuitert aan in Apeldoorn. Daar lopen een lang wandelpad en een gescheiden fietspad langs het water, waar alle gebruikers goed de ruimte hebben. Of neem de wandelpaden langs de grachten in het centrum van Utrecht, bijvoorbeeld aan de Catharijnesingel (zie de foto boven dit artikel). Bij grachten in Amsterdam vinden we voorbeelden van hoe het juist niet moet. ‘Daar staan vaak auto’s geparkeerd, terwijl voetpaden ontbreken’.

 

MEER LEZEN OVER DE BEWEEGVRIENDELIJKE STAD?

Het volledige verhaal over bewegen in de stad vind je in het aprilnummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.


Openingsfoto: Wandelaars langs de gracht aan de Utrechtse Catharijnesingel. Foto Bureau KM.