De rubriek Punt biedt elke maand plaats voor een scherpe mening over een actueel onderwerp. Deze maand: de onafhankelijke geoloog Peter van der Gaag over de gevolgen van de gaswinning in Groningen.

 

Sinds begin jaren negentig wordt de provincie Groningen geteisterd door aardbevingen ten gevolge van gaswinning. Dat leidt tot schade aan gebouwen. Bij de afhandeling daarvan moet eerst worden vastgesteld of de schade inder­daad door de aardbevingen is veroorzaakt. Daarbij wordt nu de invloed van de Groningse ondergrond nauwelijks meegenomen, terwijl de bodem grotendeels bepalend is voor die bevingsschade. En dat benadeelt de Groningers. 

De invloed van de ondergrond op de gevolgen van een aardbeving op een gegeven locatie heet het site effect. Dit site effect wordt in Groningen bepaald door geologische omstandig­heden die in andere aardbevingsgebieden vrijwel niet voorkomen. De Groningse onder­grond bestaat namelijk uit aardbevingsgevoelige bodemlagen met trilveen, loopzand en zwelklei. Die namen zeggen in feite al genoeg.

Trilveen is een uiterst slappe bodem die op water of modder drijft en makkelijk in trilling wordt gebracht. Loopzand is met water verzadigd wadzand dat onder de geringste beweging gaat ‘lopen’. Als dat gaat trillen, zoekt het de weg van de minste weerstand en stroomt het de sloten in. Gebouwen die daarop staan, kunnen dan scheef zakken. Zwelklei is klei die opzwelt door water op te nemen en vast te leggen.

Groningen bevindt zich als het ware 
in de branding 
van de 
aardbevingsgolven 

Zelf heb ik met een internationale groep geologen vanaf het jaar 2000 onderzoek gedaan naar de zwelklei in Groningen. We zagen dat boerderijen die in deze klei waren gefundeerd extra schade hadden bij aardbevingen: de druk van de zwellende klei kan een boerderij onder spanning zetten, waardoor een aardbeving meer effect heeft.

Ons rapport daarover ging via de provincie Groningen naar de kennisinstituten. Maar die meldden, zonder extra onderzoek te doen, geen zwelklei te hebben gevonden. De provincie liet het daarbij zitten, maar in 2020 trof een Belgisch laboratorium in de Groningse klei hoge percentages van het mineraal smectiet aan, dat een aanwijzing voor zwelklei is.

Daarnaast heeft Groningen last van het grote contrast tussen de lichte slappe holocene (jonge) bodemlagen en de zware, door het ijs ingedrukte pleistocene (oude) zanden en potklei. Dit veroorzaakt het in rechtszaken tegen het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) vaak genoemde impedantiecontrast: de slappe bodems versterken de aardbevingsgolven die naar het aardoppervlak op weg zijn, waardoor Groningen zich als het ware in de branding van deze golven bevindt.

Tot slot heeft Groningen ook nog in toenemende mate te ­maken met zoute kwel, omhoog­komend diep grond­water. Dat vermindert de weerstand van de ondergrond tegen horizontale trillingen. Ondanks dit alles kijkt het IMG bij het evalueren van aardbevingsschade nauwelijks naar het site effect. Het gebruikt een regionaal model dat op grond van een adres zegt of schade al dan niet door een aardbeving kan zijn veroorzaakt, waar bovengenoemde eigenschappen van de Groningse ondergrond niet in zitten.

Ik sprak mensen die schade zagen ontstaan bij de gasbeving van Huizinge in 2012, maar geen gehoor krijgen omdat dit model zegt dat dit niet kan. Dat is een wel heel aparte toepassing van de omgekeerde bewijslast.

Dat is geen wetenschap maar schetenpap. Weg ermee! Want het negeren van de eigenschappen van de ondergrond dupeert Groningers en toont onvoldoende respect voor de bewoners van de provincie Groningen.


Tekst: Peter van der Gaag, onafhankelijk geoloog en doet al jarenlang onderzoek naar de­ ondergrond van Groningen
Foto: Depositphotos