Lood werpt licht op herkomst schilderijen
Schilderijen geven hun herkomst en ouderdom prijs door het lood dat in de olieverf zit. Onderzoekers van de Vrije Universiteit in Amsterdam slaagden er in die methode nauwkeuriger te maken. Daardoor is minder verf nodig voor de analyses, en dat spaart de schilderijen.
Tot aan de twintigste eeuw gebruikten kunstenaars loodpigmenten in olieverfschilderijen. ‘Loodwit’, noemt men het lood(II)carbonaat dat voor hen als witte verfstof diende. Het lood kwam uit mijnen, verspreid over de wereld. Omdat het een zwaar goedje is, haalde men het het liefst van dichtbij.
Onderzoekers van de Vrije Universiteit en het Rijksmuseum in Amsterdam zijn er nu in geslaagd een bestaande methode om de herkomst van het loodwit uit oude schilderijen te bepalen nauwkeuriger te maken. Hierdoor is er voor de analyses pakweg tien keer minder verf nodig dan voorheen.
En dat spaart de schilderijen, schrijft scheikundige Paolo d’ Imporzano in het proefschrift waarop hij dinsdag 12 oktober aan de Vrije Universiteit in Amsterdam hoopt te promoveren.
Isotopen
Bij de loodanalyses meten de onderzoekers de verhoudingen tussen verschillende loodisotopen in het verfmonster. Isotopen zijn de mogelijke verschijningsvormen van een bepaald chemisch element, waarbij het verschil zit in het aantal neutronen in de atoomkern. Bij lood gaat het om 204Pb, 206Pb, 207Pb en 208Pb. En elke loodmijn heeft zijn eigen isotopensignatuur, zoals elk mens zijn eigen vingerafdruk heeft.
De onderzoekers verbeterden de techniek om de isotopenverhouding in loodwit te bepalen. Hierbij wordt met een massaspectrometer de verhouding tussen atomen met een bepaalde massa gemeten - het isotoop met de meeste neutronen heeft immers ook de grootste massa.
Scalpel
Tevens bouwden ze zelf een apparaat waarmee ze heel gericht een minuscuul cilindertje loodwit (met een doorsnede van 0,01 tot 0,05 millimeter en een lengte naar keuze) uit een verfschilfertje konden snijden. Deze 'micro-scalpel' stuur je aan met draaiknoppen in plaats van met de hand, terwijl je door een elektronenmicroscoop kijkt om de beste stukjes verf te selecteren. Omdat dit testmonsters met een hogere kwaliteit oplevert, hadden de onderzoekers minder verf nodig voor hun analyses.
Tijdlijn
De wetenschappers gebruikten hun nieuwe methode onder meer om een overzicht te maken van de loodvariaties in Nederlandse schilderijen door de tijd heen. Ze bemonsterden hiervoor 77 schilderijen uit de zeventiende eeuw, waarvan bekend was wanneer ze gemaakt waren. Met behulp van deze tijdlijn kunnen straks ook schilderijen met een nu nog onbekende ouderdom aan een bepaalde periode worden toegeschreven, hopen de onderzoekers.
Engelse Burgeroorlog
Sommige historische gebeurtenissen bleken een grote invloed te hebben op de loodhandel. Zo trad er in de periode van 1642 tot 1647 een nogal abrupte verandering in de isotopenverhoudingen op.
Tot die tijd haalden Nederlandse kunstenaars hun lood voornamelijk uit Engeland, maar door de Engelse Burgeroorlog (die van 1642 tot 1651 duurde) werd die aanvoer tijdelijk stilgelegd. ‘Na de oorlog kwam de loodhandel met Engeland weer op gang’, vertelt d’ Imporzano. ‘Er werden toen vrij veel nieuwe mijnen geopend, de oude waren grotendeels uitgeput.’
En dat is handig voor kunsthistorici, want hierdoor kunnen zij aan de loodisotopenverhouding zien of een schilderij van voor of van na de oorlog is.
Gezondheid
Halverwege de negentiende eeuw raakte loodwit overigens uit de gratie, omdat het erg slecht bleek te zijn voor de gezondheid. Veel kunstschilders stapten toen over op titaanwit.
Openingsbeeld: Spaanse strijdhengst, Jacob de Gheyn. Een van de 77 door d'Imporzano onderzochte schilderijen. Credits: Rijksmuseum, via WIkimedia Commons (publike domein)
.